Het onderzoek
Vanuit de zorg om de slechthorende en dove leerlingen is het project ‘NGT als T2 op school’ van start gegaan. In dit project is onderzocht welk effect twintig NGT-lessen hebben op de gebaarvaardigheid van slechthorende en dove leerlingen die NGT als tweede taal leren. Deze leerlingen kregen NGT-les van een dove docent, een native signer. De positieve invloed die NGT-aanbod wellicht kan hebben op het welbevinden van slechthorende en dove kinderen op een school voor slechthorende leerlingen en leerlingen met TOS is niet onderzocht in dit onderzoeksproject. Dit project is wel gestart vanuit het standpunt ook bij te kunnen dragen aan de volgende nevendoelen:
- de slechthorende en dove leerlingen kunnen de NGT-basis die ze verwerven inzetten wanneer zij een switch maken naar een school voor dove leerlingen waar NGT wordt aangeboden of wanneer zij later alsnog besluiten om gebarentaal te leren;
- de leerlingen leren dat NGT een volwaardige taal is, waar zij als slechthorenden en doven trots op mogen zijn; de NGT-lessen stimuleren de acceptatie van en identificatie met het slechthorend of doof zijn (Isarin, 2008);
- de leerlingen krijgen de NGT-lessen aangeboden door een dove docent, waardoor zij zich (voor het eerst) kunnen spiegelen aan een doof rolmodel. Dit kan gunstige effecten hebben op de sociaal-emotionele ontwikkeling en het psychisch welbevinden van de slechthorende en dove leerlingen (Tijsseling, 2006).
De onderzoeksgroep
Aan dit onderzoek hebben alle twaalf dove en slechthorende leerlingen in de leeftijd van vijf tot negen jaar deelgenomen die ten tijde van het onderzoek onderwijs volgden op het Rotsoord. De leerlingen hadden, voor zover bekend, geen specifieke leer- of gedragsproblemen. Alle kinderen uit het onderzoek zijn doof of slechthorend geboren. De tijdstippen van neonatale gehoorscreening, diagnose van de auditieve beperking en gehoorapparatuur-aanpassing variëren bij de onderzoeksgroep van enkele weken na de geboorte tot de leeftijd van drie jaar oud. Acht van de twaalf leerlingen hebben horende ouders. De andere vier leerlingen zijn afkomstig uit twee gezinnen; in beide gezinnen is een van de ouders slechthorend. Beide slechthorende ouders maken gebruik van gehoorapparatuur maar gebruiken geen gebarentaal. Alle kinderen worden thuis opgevoed in het gesproken Nederlands. Hoewel van zes kinderen de ouders thuis onderling nog een andere taal (Marokkaans) spreken, wordt ook met deze kinderen thuis uitsluitend in het gesproken Nederlands gecommuniceerd. Voor de ouders van deze kinderen is het gesproken Nederlands meestal niet de moedertaal. Bij enkele leerlingen worden thuis ondersteunende gebaren gebruikt. Bij geen van de leerlingen wordt thuis in de NGT gecommuniceerd. Zij hebben ook nooit eerder NGT-lessen gevolgd.
Wanneer leerlingen gesproken en gebarentaal machtig zijn, kunnen ze deze flexibel inzetten afhankelijk van de omgeving of situatieDe twaalf leerlingen uit het onderzoek zijn verdeeld over een experimentele- en een controlegroep. Hiervoor zijn zes koppels van leerlingen gemaakt. De leerlingen in een koppel kwamen qua leeftijd en in scores op toetsen die de gesproken taalontwikkeling meten (Peabody en CELF of Schlichting) zo veel mogelijk overeen. De leerlingen zijn vervolgens aselect toegewezen aan de experimentele groep en de controlegroep.
Bij alle leerlingen is voor de start van de lessen als voormeting hun vaardigheid in de NGT getest met de testbatterij voor de Nederlandse gebarentaal (T-NGT, Hermans, Knoors & Verhoeven, 2007). De testbatterij bestaat uit negen subtaken: gebaren onderscheiden, gebaren imiteren, passieve gebarenschat, gebaren benoemen, gebarenomschrijving, zinsbegrip, zinsvorming, verhaalbegrip en verhaal vertellen.
Bij deze meting bleken vooral de taken zinsvorming, verhaalbegrip en verhaal vertellen lastig voor de leerlingen. Daarnaast waren de scores op de taken gebaren imiteren en gebaren benoemen matig tot zeer zwak. Op basis van deze resultaten op de T-NGT werd besloten dat in de lessenserie beslist aandacht besteed moest worden aan de volgende punten:
- het toevoegen van de mimiek (het non-manuele deel) aan de gebaren
- begrip en productie van gebaren over sprookjesfiguren, beroepen, life-events als een bruiloft of een begrafenis
- een start maken met het leren lokaliseren
- het gebruik van classifiers
- het leren vervoegen van directionele werkwoorden (bijv. vragen, duwen)
- het gebruik van juiste zinsvolgorde in de NGT (tijdsbepaling, onderwerp, lijdend/mee-werkend voorwerp, werkwoord, vraagwoord)
- het zelf kunnen vingerspellen en vingerspelling kunnen afzien in de NGT-zinsvorming.
Verhaalbegrip en vertellen in NGT zouden spelenderwijs in de lessen worden aangeleerd door de leerlingen veel juiste NGT-zinnen en verhalen in de NGT aan te bieden en hen zelf in duo’s te laten oefenen met NGT-zinnen.
Voor de NGT-lessen werd native signer en NGT-docent Petra Karlas aangetrokken. Dorien Timmerman heeft de NGT-lessen ontwikkeld. Daarbij maakte zij o.a. gebruik van het NGT- en NmG-cursusmateriaal van het Nederlands Gebaren-centrum (2004), prentenboeken, zelf geschreven verhalen en dialogen en gezelschapsspelletjes. De NGT-lessen aan de experimentele groep werden gegeven door de NGT-docent in een aparte lesruimte. De kinderen uit de controlegroep, bleven in de klas en volgden daar het gewone lesprogramma. De experimentele groep werd voor de NGT-lessen verdeeld in twee groepen: een groep met drie kinderen van respectievelijk 5;5, 6;1 en 6;5 jaar en een groep met drie kinderen van 8;0, 9;0 en 9;3 jaar. De lessen namen per groep altijd 60 minuten in beslag.
In elke NGT-les werden ongeveer twintig nieuwe gebaren aangeleerd. Volgens Appel en Vermeer (2004) is het leren van woorden de belangrijkste factor voor een succesvolle tweedetaalverwerving. Terwijl zinsstructuren in de tweede taal al lang verworven zijn, kunnen er nog steeds woordvindingsproblemen bestaan (Appel & Vermeer, 2004). Omdat er geen reden is aan te nemen dat dit bij het verwerven van gebaren anders is, stond de uitbreiding van de woordenschat in de NGT-lessen centraal. Het leren van de gebaren ging spelenderwijs via praatplaten, spelletjes, concreet materiaal en door middel van ervaringsgerichte lessen. Zo gingen de leerlingen bij het thema ‘De winkel’ ook echt naar de supermarkt en werkten al gebarend een boodschappenlijst af. Nieuwe gebaren werden tijdens de lessen zoveel mogelijk herhaald. In de groep van de 8- en 9-jarigen werden voor sommige lessen extra gebaren geselecteerd. Zo leerden deze leerlingen bij de les met het thema vakantie ook enkele landen in Europa, zodat zij konden vertellen waar zij dit jaar naartoe zouden gaan op vakantie.
Na afloop van de twintig lessen is als nameting opnieuw bij alle leerlingen de T-NGT afgenomen. Een half jaar na beëindiging van de NGT-lessen is in een retentiemeting de testbatterij nogmaals afgenomen om te onderzoeken of het geleerde beklijft. Bij alle metingen werden de leerlingen individueel getest door de eerste auteur van dit artikel. De instructies werden in NmG gegeven. De leerlingen werkten over het algemeen gemotiveerd aan de T-NGT en vonden de test interessant. De afname van de complete T-NGT duurt per leerling ongeveer vier uur. Voor de jonge kinderen van 5 en 6 jaar werd de afname verdeeld over twee momenten. Tabel 1 geeft de opzet van het onderzoek schematisch weer.