Om uit te zoeken waarom kinderen zich verschillend ontwikkelen, is langlopend onderzoek nodig waarbij kinderen lange tijd gevolgd worden. De longitudinale ontwikkeling van kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) is internationaal al wel bekeken, maar nog niet binnen Nederland.
Het project Taal in Zicht kan ons inzicht geven in de ontwikkeling van Nederlandse kinderen met (een vermoeden van) TOS. De onderzoekers leggen vragenlijsten voor aan ouders, leerkrachten en de leerling/cliënt zelf om zicht te krijgen op het verloop van de taalontwikkeling, het sociaal-emotioneel functioneren, de kwaliteit van leven, de schoolse vaardigheden en het maatschappelijk functioneren van de leerling/cliënt.
Bij jonge kinderen (<5 jaar) wordt vaak nog gesproken van een vermoeden van een taalontwikkelingsstoornis oftewel TOS. In dit artikel wordt daarom bij jonge kinderen altijd (een vermoeden van) tussen haakjes vermeld. Bij kinderen ouder dan 5 jaar wordt gesproken van TOS.
Aanleiding en achtergrond
Ongeveer 5 tot 7% van alle kinderen heeft een taalontwikkelingsstoornis (17,27). Kinderen met een TOS hebben moeite met het verwerven van hun moedertaal. Zij vinden het vaak moeilijk om anderen te begrijpen en met anderen te communiceren (12). Een TOS heeft niet alleen gevolgen voor de taalontwikkeling en communicatie, maar ook voor andere ontwikkelingsgebieden zoals de sociaal-emotionele, de psychosociale en cognitieve ontwikkeling en het maatschappelijk functioneren (12). Kinderen met TOS hebben bijvoorbeeld vaak problemen in de sociale interactie. Deze problemen beginnen al op jonge leeftijd: op driejarige leeftijd blijken kinderen met (een vermoeden van) TOS al minder aansluiting te vinden bij kinderen zonder TOS (15) en op vierjarige leeftijd worden kinderen met (een vermoeden van) TOS vaak minder aardig gevonden door hun leeftijdgenootjes (13). Deze problemen blijven bestaan naarmate kinderen ouder worden en zorgen regelmatig voor sociaal-emotionele problemen (28). Adolescenten met TOS hebben vaak kwalitatief minder goede vriendschappen en daarnaast komen gedragsproblemen en interaanaliserende problemen zoals depressieve klachten meer voor dan bij leeftijdgenoten zonder TOS (4,24). Sociaal-emotionele problematiek en problemen in relaties met leeftijdsgenoten gaan voor een grote groep jongeren met TOS hand in hand (6). Ook in de volwassenheid blijkt de populatie met TOS risico te lopen op problemen in verschillende gebieden. Ze hebben bijvoorbeeld vaak minder vrienden, worden vaker gepest, hebben meer psychische klachten, zijn vaker werkloos of doen ongeschoold werk, wonen minder vaak zelfstandig en hebben vaker problemen met lezen en schrijven (functionele geletterdheid) dan volwassenen zonder TOS (1,2,3,6,8,19,23,25). Hoewel er grote verschillen zijn in de ontwikkelingspaden van individuele kinderen met TOS, zijn de uitkomsten van deze groepsstudies wel reden om de ontwikkeling van kinderen met TOS op verschillende domeinen goed te volgen.
In Nederland is er nog nauwelijks longitudinaal onderzoek uitgevoerd naar de ontwikkeling van kinderen met (een vermoeden van) TOS en jongvolwassenen met TOS op het gebied van de talige, schoolse en psychosociale / sociaal-emotionele ontwikkeling en het maatschappelijk functioneren. Uit Nederlandse gegevens over jongeren met TOS blijkt onder meer dat zij zich vaak buitengesloten, gefrustreerd of overvraagd voelen (16) en op sociaal-emotioneel vlak niet goed kunnen meekomen (28). Daarnaast laten Nederlandse studies bij oudere kinderen met TOS zien dat zij nog steeds talige problemen hebben (30,7) en lager scoren op functionele geletterdheid dan jongeren zonder TOS (29). Er is echter ook in de Nederlandse studies een grote variatie in de mate van problemen die kinderen en jongeren met TOS ervaren.