Ga naar hoofdcontent Ga naar de hoofdnavigatie
Vaardigheden en kennis van ouders rondom hoortoestelgebruik
Deel dit artikel

Vaardigheden en kennis van ouders rondom hoortoestelgebruik

18 juni 2024 - Leestijd 10 - 15 minuten

Het hoortoestelgebruik van jonge slechthorende kinderen hangt deels af van de kennis en vaardigheden van ouders. Deelkracht onderzocht hoe vaardig ouders van slechthorende kinderen tot 6 jaar zich voelen in hoortoestelgebruik, van wie ze deze vaardigheden leerden en hoe tevreden ouders waren met informatievoorziening. De resultaten van dit onderzoek geven handvatten om ouders te helpen bij het hoortoestelgebruik van hun kind. Deelkracht doet aanbevelingen aan professionals hoe zij ouders nog beter kunnen begeleiden.

NB: Delen uit dit artikel komen rechtstreeks uit het rapport ‘Wat Hoor Ik’, waarin de uitkomsten van het onderzoek uitgebreider worden beschreven.

page.header_image.alt

Afbeelding: Deelkracht

Inleiding

Inleiding

In Nederland wordt ongeveer één op de duizend baby’s geboren met een permanent gehoorverlies, waarvan de helft een matig gehoorverlies heeft [1]. De meeste kinderen met een matig tot ernstig gehoorverlies dragen hoortoestellen om de toegang tot geluid en gesproken taal te vergroten. De gesproken taalontwikkeling van deze kinderen wordt positief beïnvloed door consistent hoortoestelgebruik [2]. Consistent hoortoestelgebruik betreft een regelmatig en juist gebruik van de hoortoestellen en een hoge draagduur.

Ouders van jonge slechthorende kinderen moeten zich verschillende praktische vaardigheden eigen maken om het hoortoestelgebruik van hun kind te bevorderen. Dit zijn vaardigheden zoals het hoortoestel bij hun kind indoen, bepalen of het hoortoestel werkt, batterijen vervangen, het hoortoestel schoonmaken en problemen rondom het hoortoestel oplossen. Ouders kunnen onzeker zijn of het lastig vinden als zij deze vaardigheden niet goed beheersen. Wanneer ouders meer kennis vergaren en meer vertrouwen krijgen in hun vaardigheden, zullen ze makkelijker kunnen omgaan met eventuele praktische problemen [3, 4]. Het vertrouwen van mensen in hun eigen kunnen noemen we met een Engelse term ‘self-efficacy’ [5].

Eén van de doelen in de vroegbehandeling voor dove en slechthorende kinderen (bijvoorbeeld in de thuissituatie) is het vergroten van de self-efficacy van ouders in het stimuleren van de ontwikkeling van hun kind [6], waaronder de hoorontwikkeling. Professionals binnen de vroegbehandeling en audiologische centra besteden in het contact met ouders van jonge slechthorende kinderen aandacht aan hoortoestelgebruik. Informatievoorziening rondom hoortoestelgebruik en het expliciet aanleren van specifieke vaardigheden kan ouders ondersteunen in het hoortoestelgebruik van hun kind [7] en daarmee de self-efficacy van ouders vergroten. Het is daarom van belang dat professionals weten welke kennis en vaardigheden ouders al hebben en waar er nog uitdagingen liggen.
De resultaten van dit onderzoek kunnen professionals zoals audiologen, audiciens, gezinsbegeleiders (a) handvatten geven

Binnen dit onderzoek is de mate van ouderlijke self-efficacy rondom hoortoestelgebruik verkend. Daarnaast is onderzocht in hoeverre ouders verschillende vaardigheden van professionals hebben geleerd. Tot slot werd in kaart gebracht hoe tevreden ouders waren over de informatievoorziening rondom verschillende onderwerpen in relatie tot hoortoestelgebruik. De resultaten van dit onderzoek kunnen professionals zoals audiologen, audiciens, gezinsbegeleiders (a) handvatten geven om het hoortoestelgebruik onder jonge slechthorende kinderen nog verder te stimuleren.

(a) De persoon die bij het gezin thuiskomt en adviezen geeft over het omgaan met het gehoorverlies van het kind. Dit kan een gezinsbegeleider, logopedist, maatschappelijk werker, systeemgericht behandelaar of ambulant behandelaar zijn.

Methode

Methode

Deelnemers
Ouders van kinderen met hoortoestellen in de leeftijd van 0 t/m 5 jaar zijn, via professionals werkzaam bij de vroegbehandeling van de ZG-organisaties en via sociale media, geworven. Ouders van 47 kinderen (27 jongens en 20 meisjes) hebben uiteindelijk de online vragenlijst over hoortoestelgebruik ingevuld.

De gemiddelde leeftijd van de kinderen ten tijde van het invullen van de vragenlijst was 2 jaar en 11 maanden. De kinderen droegen hun hoortoestellen op dat moment gemiddeld 2 jaar en 1 maand.

In totaal had 9% (n=4) van de kinderen een licht gehoorverlies, 64% (n=30) een matig gehoorverlies, 23% (n=11) een ernstig gehoorverlies en 4% (n=2) een zeer ernstig gehoorverlies. Op één kind na droegen alle kinderen twee hoortoestellen. In vier gezinnen droeg minstens één van de ouders zelf een hoortoestel. In zes gezinnen was er een oudere broer of zus in het gezin die een hoortoestel droeg. Zie tabel 1 voor meer achtergrondgegevens.

Tabel 1. Leeftijd deelnemers

Sluit

Vragenlijst hoortoestelgebruik

Vragenlijst hoortoestelgebruik
De online vragenlijst over hoortoestelgebruik is gebaseerd op negen bestaande vragenlijsten rondom drie onderwerpen: hoortoestelgebruik, het vertrouwen dat ouders hebben in hun eigen vaardigheden met betrekking tot hoortoestellen en de informatievoorziening door zorgprofessionals rondom hoortoestellen. Zie tabel 2 voor een overzicht. De vragenlijst is voorgelegd aan de ouderorganisaties FODOK en FOSS, drie audiologen en twee gezinsbegeleiders uit de vroegbehandeling. Op basis van hun aanvullingen en feedback is de vragenlijst herzien. De uiteindelijke vragenlijst bestaat uit 31 vragen, waarvan 25 gesloten vragen en 6 open vragen. In dit artikel richten we ons op twee van de gesloten vragen. De antwoordopties bij 5-punts Likertschalen verschilden per vraag, bijvoorbeeld van ‘nooit’ tot ‘altijd’ of van ‘zeer mee oneens’ tot ‘zeer mee eens’. Het invullen van de vragenlijst nam ongeveer 30 tot 40 minuten in beslag. Zie de rapportage voor de volledige lijst.

Tabel 2. Vragenlijst waarop de huidige vragenlijst deels is gebaseerd

Sluit

Resultaten

Resultaten

Draagduur van de hoortoestellen
In totaal gaf ongeveer de helft van de ouders aan dat hun kind het hoortoestel in de wakkere uren altijd draagt (praktisch 100% van de tijd). 19 ouders gaven aan dat hun kind het hoortoestel vaak (75% van de tijd) draagt en de overige vijf ouders gaven aan dat hun kind het hoortoestel soms (50% van de tijd) draagt. Chi-kwadraattoetsen lieten geen significante verbanden zien tussen draagduur en leeftijd (χ²(62) = 69.091, p = .250) of tussen draagduur en mate van gehoorverlies (χ²(6) = 6.924, p = .328).

Vaardigheden van ouders rondom hoortoestelgebruik

Ouders werd gevraagd of ze bepaalde vaardigheden rondom hoortoestellen toepassen en in welke mate ze zich zelfverzekerd voelen bij het uitvoeren van deze vaardigheden. Ook werd ouders gevraagd of ze deze vaardigheden van een audioloog, audicien en/of gezinsbegeleider hadden geleerd. Een overzicht van de antwoorden is te vinden in figuur 1.

Figuur 1: Mate waarin men zich zelfverzekerd voelt in vaardigheden rondom hoortoestelgebruik en of deze vaardigheden zijn aangeleerd en worden toegepast.

Sluit

Figuur 1 en rest tekst

Op de x-as zijn de vaardigheden weergegeven. Op de y-as is het percentage respondenten weergegeven. Kleur geeft de antwoordcategorie aan van zeer zelfverzekerd tot helemaal niet zelfverzekerd. De stippellijnen geven per vaardigheid aan door welk percentage respondenten die vaardigheid wordt toegepast. De ononderbroken lijnen geven per vaardigheid aan welk percentage respondenten die vaardigheid aangeleerd heeft gekregen.

Bijna alle ouders hadden van een professional instructie gekregen over het indoen van hoortoestellenSommige vaardigheden worden door veel meer respondenten toegepast dan andere. Het vaakst doen ouders de hoortoestellen in bij hun kind (100%) en vervangen ze de batterijen (98%). Ouders gaven over deze twee vaardigheden aan zich behoorlijk tot zeer zelfverzekerd te voelen (indoen hoortoestellen 98%; vervangen batterijen 96%). Bijna alle ouders hadden van een professional instructie gekregen over het indoen van de hoortoestellen. Daarbij had twee derde dit van de audicien geleerd. De helft had het (ook) van de audioloog geleerd en een derde (ook) van de gezinsbegeleider. Over het vervangen van de batterijen hadden ook vrijwel alle ouders instructie gekregen van audicien. Een derde van de respondenten leerde de vaardigheid (ook) van de audioloog en een kwart (ook) van de gezinsbegeleider.

Daarnaast gaven ouders aan de vaardigheden oorstukje schoonmaken (96%) en het oorstukje aan het juiste hoortoestel bevestigen (94%) vaak toe te passen. Hierin voelt men zich behoorlijk tot zeer zelfverzekerd (oorstukje schoonmaken 83%; oorstukje aan juiste hoortoestel bevestigen 80%). Als het gaat om het schoonmaken van de oorstukjes, heeft 87% van de ouders deze vaardigheid van iemand aangeleerd gekregen, waarvan 83% van één of meerdere professionals. 85% heeft geleerd hoe de oorstukjes aan het juiste hoortoestel te bevestigen, waarvan 81% van professionals. Bij beide vaardigheden kreeg driekwart van de respondenten de instructie van de audicien, een kwart tot een derde (ook) van de audioloog en minder dan één op de vijf van de gezinsbegeleiding.

Drie vaardigheden werden in beduidend mindere mate toegepast door de ouders: het schoonmaken van de hoortoestellen (68%), bepalen of de hoortoestellen goed werken (47%) en problemen met de hoortoestellen oplossen (43%). Ouders gaven dan ook het minst vaak aan zich behoorlijk tot zeer zelfverzekerd te voelen in deze vaardigheden (schoonmaken hoortoestellen 57%; werking hoortoestellen controleren 32%; problemen met hoortoestellen oplossen 30%). Daarentegen gaven veel ouders aan zich juist niet of helemaal niet zelfverzekerd te voelen in deze vaardigheden (schoonmaken hoortoestellen 23%; werking hoortoestellen controleren 36%; problemen met hoortoestellen oplossen 36%). Deze drie vaardigheden hadden ouders het minst vaak van iemand aangeleerd kregen. 64% gaf aan van iemand te hebben geleerd hoe de hoortoestellen moeten worden schoongemaakt. 57% van de respondenten kreeg instructie over hoe de werking van de hoortoestellen te controleren. Ten slotte had 47% van de respondenten aangeleerd gekregen hoe problemen met de hoortoestellen op te lossen. Degenen die deze vaardigheden aangeleerd hadden gekregen, leerden ze het vaakst van een audicien, in sommige gevallen (ook) van een audioloog en af en toe (ook) van de gezinsbegeleiding.

Samenvattend kan worden gesteld dat de vaardigheden die men het vaakst van iemand aangeleerd heeft gekregen, ook de vaardigheden zijn die respondenten het meest toepassen en zich bovendien het meest zelfverzekerd in voelen. Vaardigheden die ouders minder vaak aangeleerd hebben gekregen, worden door minder ouders toegepast en hier voelt men zich ook minder zelfverzekerd over. Dit is in overeenstemming met wat bekend is uit de literatuur.

Ook eerder opgedane ervaring van ouders met hoortoestellen zou een gunstige invloed kunnen hebben op het zelfvertrouwen met betrekking tot hun vaardigheden. Dit kan ervaring zijn als hoortoesteldrager of door ervaringen met andere gezinsleden die hoortoestellen dragen. Omdat het onder de respondenten maar om enkele ouders ging met eerder opgedane ervaring, was er onvoldoende power waardoor deze relatie niet statistisch kon worden aangetoond. Instructie in ieder van de bevraagde vaardigheden is het vaakst door de audicien aangeboden en daarna (op het schoonmaken van de hoortoestellen na) door de audioloog. Alle bevraagde vaardigheden worden in mindere mate door de gezinsbegeleiding of iemand anders aangeboden.

Foto: Pixabay

Foto: Pixabay

Informatievoorziening rondom hoortoestelgebruik

Informatievoorziening rondom hoortoestelgebruik
Ouders werd ook gevraagd welke informatie rondom hoortoestelgebruik zij van hun audioloog, audicien en/of gezinsbegeleider hadden gekregen. Vervolgens werd gevraagd hoe tevreden ouders waren over de informatie die ze rondom verschillende thema’s in relatie tot hoortoestelgebruik hadden ontvangen van professionals (beroepsgroepen samengenomen). Deze vraag diende om te laten zien waar er in de praktijk nog mogelijkheden liggen om het hoortoestelgebruik onder jonge kinderen te vergroten door nog betere informatievoorziening door professionals. Gemiddeld hadden ouders over 89% van alle bevraagde onderwerpen in tabel 3 informatie ontvangen. Een volledig overzicht van de professionals en andere betrokkenen bij de informatievoorziening kan gevonden worden in tabel 3.

Tabel 3: Percentage respondenten (%) dat door een informatievoorziener (audioloog, audicien, gezinsbegeleider, andere ouder(s), anders) over een onderwerp rondom hoortoestelgebruik is geïnformeerd, weergegeven per onderwerp. 

Sluit

Dragen van de hoortoestellen (items 1, 2)
Alle ouders gaven aan adviezen te hebben ontvangen om hun kind de hoortoestellen te laten dragen. De meesten van hen (94%) was ook verteld wat voor reacties ze van hun kind konden verwachten op het dragen van de hoortoestellen. Vrijwel alle respondenten die over deze onderwerpen informatie hadden ontvangen, waren daar tevreden over: 98% van de respondenten was tevreden over de ontvangen adviezen rondom dragen en 98% over mogelijke reacties van hun kind op het dragen van de hoortoestellen. Degenen die informatie over deze onderwerpen hadden gekregen, kregen deze het vaakst van de gezinsbegeleiding (79% bij adviezen en 70% bij reacties kind), maar geregeld ook van de audioloog (62% bij adviezen en 64% bij reacties kind).

Onderhoud (items 3, 4)
De meeste ouders gaven aan informatie te hebben ontvangen over het onderhoud van de hoortoestellen (dagelijks onderhoud 94%; frequentie vervanging oorstukje 92%). Over deze informatie was men meestal tevreden: 72% was tevreden over informatie rondom dagelijks onderhoud en 84% over informatie over de frequentie waarop het oorstukje vervangen moet worden. De audicien speelde de grootste rol in de informatievoorziening over deze onderwerpen (dagelijks onderhoud 85%; frequentie vervanging oorstukje 77%), maar er was ook een rol weggelegd voor de audioloog (dagelijks onderhoud 40%; frequentie vervanging oorstukje 55%).

Diagnostiek en belang hoorrevalidatie (items 5-10)
De meeste ouders gaven aan uitleg te hebben gekregen over diagnostiek (belang van terugkerende gehoortesten 92%; uitleg over audiogram 94%) en het belang van hoorrevalidatie (invloed van gehoorverlies op de gesproken taalontwikkeling 94%; horen en verstaan met versterking 92%). Bij de informatievoorziening over het belang van hoorrevalidatie lag de nadruk iets vaker op wat het kind kan horen en verstaan mét versterking dan zonder (92% tegenover 85%). Bij het type informatie dat ouders ontvangen hadden over de gesproken taalontwikkeling van hun kind lag de nadruk juist iets vaker op de negatieve gevolgen van het gehoorverlies (94%) in plaats van op de positieve stimulatie van de hoortoestellen (87%).

Ruim 93% van de ouders, die waren geïnformeerd over het belang van terugkerende gehoortesten, was hierover tevreden. Over de uitleg over het audiogram was 86% van de ouders ook tevreden. De meesten kregen deze informatie in ieder geval van hun audioloog (belang van terugkerende gehoortesten 87%; uitleg over audiogram 94%) en iets minder ouders (ook) van de gezinsbegeleider (belang van terugkeren gehoortesten 51%; uitleg over audiogram 34%).

Technische informatie (items 11, 12)  Ouders kregen relatief gezien het minst vaak technische informatie rondom de hoortoestellen (inzicht in draagduur 75%; technische mogelijkheden van de hoortoestellen 75%). Degenen die de informatie wel hadden ontvangen, waren daarover meestal tevreden (inzicht draagduur 83%; technische mogelijkheden hoortoestel 80%). De informatie werd het vaakst geleverd door de audioloog (inzicht draagduur 70%; technische mogelijkheden hoortoestel 60%) en daarna door de audicien (inzicht draagduur 26%; technische mogelijkheden hoortoestel 49%).

De informatie over vergoeding en schade of verlies was in de regel naar tevredenheid 

Veiligheid en vergoeding (items 13, 14)
Ouders kregen doorgaans informatie over de vergoeding van de hoortoestellen en over hulpmiddelen om verlies en beschadiging van de hoortoestellen te voorkomen (informatie over vergoedingen 87%; informatie over hulpmiddelen om schade of verlies te voorkomen 89%). Deze informatie was in de regel naar tevredenheid (vergoeding 85%; beletten van schade/verlies 86%). De informatie werd het vaakst door de audicien geleverd (vergoeding 81%; voorkomen schade/verlies 62%;). Waar het ging om hulpmiddelen om schade en verlies te voorkomen (zoals mutsjes, bandjes of speciale tape), kreeg bijna de helft van de ouders de informatie (ook) van de gezinsbegeleider, terwijl ouders informatie over vergoeding van de hoortoestellen in bijna de helft van de gevallen van de audioloog kregen.

Ouders die ontevreden waren over de informatievoorziening noemden als redenen daarvoor dat ze geen informatie hadden gekregen over een onderwerp (over dagelijks onderhoud; terugkerende gehoortesten) of dat ze te weinig informatie hadden gekregen (over dagelijks onderhoud; gesproken taalontwikkeling; terugkerende gehoortesten; horen en verstaan met/zonder hoortoestellen; technische mogelijkheden van hoortoestellen; voorkomen van schade of verlies; vergoeding van de hoortoestellen).

Ouders gaven ook regelmatig aan dat ze informatie rondom verschillende onderwerpen niet duidelijk genoeg vonden (over frequentie vervangen oorstukje; uitleg audiogram; inzicht in draagduur). Andere redenen die ouders noemen voor hun ontevredenheid over de informatievoorziening waren dat men zelf om informatie had moeten vragen (over adviezen over het dragen; frequentie vervangen oorstukje), informatie op een ander moment had willen ontvangen (over dagelijks onderhoud; uitleg audiogram) of de informatie liever aan de hand van een demonstratie had ontvangen (over dagelijks onderhoud; horen en verstaan met/zonder hoortoestellen; technische mogelijkheden van hoortoestellen).

Conclusie en aanbevelingen

Conclusie en aanbevelingen

Uit dit onderzoek komt naar voren welke vaardigheden en kennis ouders hebben en opdoen rondom het hoortoestelgebruik van hun kinderen. Uit de resultaten blijkt dat ouders meer zelfvertrouwen hebben in de vaardigheden die zij aangeleerd hebben gekregen dan de vaardigheden die zij niet aangeleerd hebben gekregen. De vaardigheden die ze aangeleerd hebben gekregen passen ouders ook vaker toe. De resultaten laten daarnaast zien dat ouders veel informatie ontvangen van professionals over hoortoestellen en hoortoestelgebruik. Over het algemeen zijn de ouders heel tevreden over de ontvangen informatie.
Ouders hebben behoefte aan nog meer kennis over hoortoestelgebruik

Toch hebben ouders behoefte aan nog meer kennis over hoortoestelgebruik, zoals informatie rondom de technische mogelijkheden van de hoortoestellen en over de verschillende types hoortoestellen die er zijn. Ook geven ouders aan zich niet zo zelfverzekerd te voelen in sommige vaardigheden, zoals in het oplossen van problemen met de hoortoestellen. De resultaten van dit onderzoek sluiten aan bij eerder onderzoek naar de vaardigheden en kennis van ouders rondom hoortoestelgebruik. Op basis van de resultaten doen wij aanbevelingen voor de praktijk. 

Aanbeveling in de praktijk

Aanbevelingen voor de praktijk

Demonstreer vaardigheden rondom hoortoestelgebruik en oefen deze met ouders
Naarmate ouders zich meer zelfverzekerd voelen (self-efficacy) in het omgaan met hoortoestellen zal dat bijdragen aan het hoortoestelgebruik. De resultaten van de vragenlijst laten zien dat de vaardigheden waarin ouders zich het meest zelfverzekerd voelen, ook de vaardigheden zijn die zij het vaakst van iemand aangeleerd hebben gekregen en het meeste toepassen. Demonstreer daarom belangrijke vaardigheden rondom hoortoestelgebruik en vraag ouders het zelf ook eens te proberen. Doordat ouders de vaardigheid meteen kunnen nadoen, heb je de mogelijkheid feedback te geven op de uitvoering.

In de vragenlijst gaven ouders aan zich het minst zelfverzekerd te voelen in het schoonmaken van de hoortoestellen, de werking van de hoortoestellen te controleren en problemen met hoortoestellen op te lossen. Daarom is het aan te bevelen aan deze vaardigheden speciale aandacht te geven indien van toepassing op de behoeften van ouders.  

Je kunt ouders ook wijzen op de video ‘Mijn baby krijgt hoortoestellen’ die binnen het Deelkrachtproject 'Wat Hoor Ik' is ontwikkeld. De video bevat tips en adviezen van andere ouders rondom het hoortoestelgebruik bij jonge kinderen. De video gaat in op hoe het opbouwen van dagelijkse routines kan helpen bij het consistent dragen van de hoortoestellen. Ook worden ervaringen van ouders getoond met uitdagingen rondom het hoortoestelgebruik van hun kind.

Ga bij ouders na

Ga bij ouders na waar ze tegenaan lopen in het hoortoestelgebruik
Veel ouders zijn redelijk vaardig in de omgang met de hoortoestellen van hun kind. De mate waarin verschilt echter per vaardigheid. Ga bij ouders actief na waar zij tegenaan lopen in het hoortoestelgebruik, zodat je ouders kunt helpen om hun vaardigheden te versterken en daarmee de self-efficacy van ouders rondom het hoortoestelgebruik te verhogen.

Moedig ouders aan om vragen te stellen 
Ondanks dat ouders over het algemeen erg tevreden waren over de informatievoorziening rondom de uitgevraagde aspecten van hoortoestelgebruik (dragen van de hoortoestellen, onderhoud, diagnostiek en belang hoorrevalidatie, technische informatie, veiligheid en vergoeding) hebben zij ook nog onbeantwoorde vragen. Moedig ouders aan deze vragen te stellen. Zeg in plaats van: 'Heeft u verder nog vragen?' 'Welke vragen heeft u nog?'. Aanvullend kun je ouders wijzen op informatiebronnen die ze zelf kunnen raadplegen. Zoals onderstaande:

Deelkracht ontwikkelde de infographic ‘Hoortoestelgebruik van je slechthorende kind’. Hierin staat een uitgebreid overzicht gegeven van verschillende informatiebronnen en ervaringsverhalen, die ouders zelfstandig kunnen raadplegen. 

Besteed extra aandacht

Besteed extra aandacht aan het belang van hoortoestelgebruik voor de spraak-/taalontwikkeling en de technische mogelijkheden van hoortoestellen
Een deel van de ouders is ontevreden over de informatievoorziening rondom de consequenties van het gehoorverlies voor het horen en verstaan met en zonder hoortoestellen. Daarnaast vonden sommige ouders de informatievoorziening te summier over wat het al dan niet dragen van de hoortoestellen voor de spraak-/taalontwikkeling betekent. Wanneer ouders goed begrijpen hoe hoortoestellen hun kind kunnen helpen, beïnvloedt dat het hoortoestelgebruik positief. Besteed hier daarom extra aandacht aan in je praktijk. Dat kan bijvoorbeeld door ouders van slechthorende kinderen zelf het gehoorverlies van hun kind te laten ervaren. Ten slotte geeft een deel van de ouders aan dat er te weinig informatie wordt gegeven over functionaliteiten van het hoortoestel, alternatieve merken en modellen en hoortoestelaccessoires. Bespreek met ouders wat er op de markt is en waarom je een bepaald model of hulpmiddel adviseert.

Deelkracht ontwikkelt een hoorsimulator op maat. Deze hoorsimulator kan zowel geleidingsverliezen als perceptieve verliezen op maat simuleren, met realistische geluidsfragmenten uit situaties die belangrijk zijn in het leven van jonge kinderen (verschillende thuissituaties, kinderdagverblijf, speeltuin, auto).

Bied informatie op verschillende momenten

Bied informatie op verschillende momenten en manieren aan
Ouders geven aan dat ze informatie soms onvoldoende of onduidelijk vinden. Ouders kunnen overrompeld zijn door alle informatie die zij te verwerken krijgen boven op de verwerking van de slechthorendheid van hun kind en alle veranderingen die dit met zich meebrengt. Daarom komt informatie niet altijd even goed binnen. Stem deze daarom af op de fase waarin ouders zich bevinden. Doseer de informatie die je geeft en herhaal deze. Houd ook rekening met de manier waarop ouders informatie verwerken. De ene ouder doet makkelijker kennis op aan de hand van een demonstratie, terwijl de ander meer baat heeft bij mondelinge uitleg en een derde informatie graag in een folder of juist digitaal ontvangt. Vraag de ouders wat hun voorkeuren zijn en pas je communicatie daarop aan. 

Literatuuroverzicht


[1] Van der Zee, R. B., Uilenburg, N. N., van der Ploeg, C. K. P., & Dirks, E. (2022). Prevalence of hearing loss in Dutch newborns: Results of the nationwide well-baby newborn hearing screening program. Applied Sciences, 12(4), 2035. https://doi.org/10.3390/app12042035

[2] Tomblin, J. B., Harrison, M., Ambrose, S. E., Walker, E. A., Oleson, J. J., & Moeller, M. P. (2015). Language outcomes in young children with mild to severe hearing loss. Ear and Hearing, 36(suppl 1), 76S–91S. https://doi.org/10.1097/AUD.0000000000000219

[3] Ambrose, S. E., Appenzeller, M., & Al-Salim, S. (2019). Supporting the hearing device use of infants and toddlers enrolled in early intervention. In: H. W. Francis (Mod.), AG Bell 2019 Research forum the impact of hearing loss on childhood development and family constellation (pp 15–21).

[4] Muñoz, K., Olson, W. A., Twohig, M. P., Preston, E., Blaiser, K., & White, K. R. (2015). Pediatric hearing aid use: Parent-reported challenges. Ear and Hearing, 36(2), 279–287. https://doi.org/10.1097/AUD.0000000000000111

[5] Bandura, A. (1989). Regulation of cognitive processes through perceived self-efficacy. Developmental Psychology, 25, 729–735. https://doi.org/10.1037/0012-1649.25.5.729

[6] Moeller, M. P., Carr, G., Seaver, L., Stredler-Brown, A., & Holzinger, D. (2013). Best practices in family-centered early intervention for children who are deaf or hard of hearing: An international consensus statement. Journal of Deaf Studies and Deaf Education, 18(4), 429-445. https://doi.org/10.1093/deafed/ent034 

[7] Desjardin, J. L. (2005). Maternal perceptions of self-efficacy and involvement in the auditory development of young children with prelingual deafness. Journal of Early Intervention, 27(3), 193–209. https://doi.org/10.1177/1053815105027003