Ga naar hoofdcontent Ga naar de hoofdnavigatie
TOS in de kinderopvang: hoe staat het ervoor en hoe kan het beter?
Deel dit artikel

TOS in de kinderopvang: hoe staat het ervoor en hoe kan het beter?

18 april 2024 - Leestijd 5 - 10 minuten

Volgens professionals in de kinderopvang lukt de vroege signalering van TOS onvoldoende. Hierover publiceerde VHZ-online in 2021. De onderzoekers hebben daarna betrokkenen bevraagd hoe de signalering en ondersteuning van kinderen met TOS in de kinderopvang beter kan. Aan het onderzoek werkten professionals in de kinderopvang, ZG-professionals en ouders van kinderen met TOS mee. Dit artikel beschrijft de gevonden knelpunten en ideeën voor verbetering. Naar aanleiding daarvan volgen aanbevelingen voor ZG-professionals.

page.header_image.alt

Inleiding

Inleiding

Een taalontwikkelingsstoornis (TOS) is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis. Kinderen met TOS hebben moeite met de verwerving van hun moedertaal, terwijl daar geen duidelijke oorzaak voor is. De taalontwikkeling komt bij hen niet goed op gang en verloopt trager of anders [1]. Zij hebben hierdoor moeite met het gebruiken en soms ook met het begrijpen van taal. Deze taalproblemen kunnen zich op verschillende manieren uiten. TOS heeft invloed op meerdere ontwikkelingsgebieden. Bijvoorbeeld op hoe kinderen zich voelen, hoe zij omgaan met anderen en hoe goed zij zich kunnen redden in het dagelijks leven.

Een taalontwikkelingsstoornis uit zich vaak al vroeg in de ontwikkeling (voor het vierde jaar). Als de mensen die betrokken zijn bij de opvoeding van een kind de signalen en symptomen kennen, kunnen ze spraak/taalproblemen al vroeg signaleren. De kinderopvang is daarmee een belangrijke plek voor deze signalering. Vanuit de kinderopvang kunnen kinderen op tijd worden doorverwezen voor onderzoek en eventueel behandeling. Daarnaast is de kinderopvang een belangrijke plek voor kinderen met TOS om zich op communicatief en sociaal gebied te ontwikkelen. Een goede ondersteuning van het kind en de ouders vanuit de pedagogisch professionals is daarbij noodzakelijk.

ZG-organisaties geven cursussen en voorlichting aan de kinderopvang

Kinderen met TOS kunnen op indicatie in de reguliere kinderopvang specialistische zorg (ZG-zorg) krijgen. Deze ambulante zorg wordt geboden door Adelante, Auris, Kentalis, Libra, NSDSK en Pento. Ambulante behandeling bestaat voornamelijk uit begeleiding en/of coaching van pedagogisch professionals. Het doel hiervan is het verbeteren van de competenties van pedagogisch professionals om de taalvaardigheid en communicatieve redzaamheid van het kind met TOS te vergroten. Daarnaast worden er vanuit de ZG-organisaties ook cursussen en voorlichting gegeven aan de kinderopvang. Bijvoorbeeld webinars over TOS en signalering van taalproblemen. Dit is niet gebonden aan een indicatie. Auris biedt als extra ondersteuning ook consultatie & advies aan de kinderopvang (zonder indicatie). De ZG-organisaties en de reguliere kinderopvang werken zo op verschillende manieren samen om te zorgen dat kinderen met TOS* zich optimaal kunnen ontwikkelen in de kinderopvang.

*Omdat het vaststellen van TOS bij jonge kinderen lastig is, spreken we vaak van een vermoeden van TOS. In dit artikel bedoelen we met TOS ook een vermoeden van TOS.

Onderzoeksproject

Onderzoeksproject

In het Deelkracht project 'Samen met Sociaal Domein' onderzochten we hoe we de samenwerking tussen de ZG-zorg en de kinderopvang kunnen verbeteren, zodat taalproblemen vroeg gesignaleerd kunnen worden en pedagogisch professionals goede handvatten krijgen om kinderen met TOS te ondersteunen. We maakten inzichtelijk wat er goed gaat en wat er nog beter kan. Met als doel het optimaliseren van de ontwikkeling van kinderen met TOS in de kinderopvang.

Om tot die inzichten te komen vroegen we pedagogisch professionals uit de reguliere kinderopvang, professionals uit de ZG-zorg en ouders van kinderen met TOS naar hun ervaringen, goede praktijken en knelpunten. Daarnaast vroegen we bij alle drie de doelgroepen hun behoeftes, wensen en ideeën voor verbetering van de samenwerking uit. Figuur 1 geeft informatie over de deelnemers en de gebruikte onderzoeksmethodes. Vervolgens bespreken we onze belangrijkste bevindingen en aanbevelingen. Wilt u meer weten en/of de ervaringsverhalen van ouders lezen? Lees dan onze rapportages van de deelonderzoeken bij pedagogisch professionals, ZG-professionals* en ouders

*Werk je bij een van de ZG-organisaties? Vraag dan deze interne rapportage op bij je leidinggevende.

Figuur 1. Onderzoeksopzet en deelnemers project Samen met Sociaal Domein

Sluit

Hoofdbevindingen

Hoofdbevindingen

Opvallend is dat pedagogisch professionals, ZG-professionals en ouders veelal dezelfde knelpunten noemen, ondanks hun verschillende perspectieven op de samenwerking tussen de ZG-zorg en de kinderopvang. Uit alle drie de deelonderzoeken blijkt dat er veel verbeterd kan worden in de signalering van taalproblemen en ondersteuning van kinderen met TOS in de kinderopvang. We vatten de belangrijkste knelpunten hier samen:


Er is te weinig kennis over TOS in de kinderopvang

De term taalontwikkelingsstoornis of TOS is vaak wel bekend onder de ondervraagde pedagogisch professionals, maar er zijn ook kinderopvanglocaties waar men nog nooit van TOS gehoord heeft. De term kennen is echter niet hetzelfde als kennis hebben over TOS. Bijna de helft van de pedagogisch professionals geeft aan te weinig kennis te hebben over wat TOS precies inhoudt en wat signalen van TOS zijn. ZG-professionals geven ook aan dat pedagogisch professionals te weinig kennis hebben en zien daarin grote verschillen tussen kinderopvanglocaties.

De aanwezige kennis is vaak oppervlakkig. Ook zijn er soms misvattingen over TOS (zie Figuur 2). Een gevolg kan zijn dat taalproblemen worden gebagatelliseerd. Dat ervaren ook verschillende geïnterviewde ouders. Er wordt over het algemeen lang gewacht met doorverwijzen. Als er eenmaal een diagnose TOS is hebben pedagogisch professionals vaak te weinig kennis over wat deze kinderen nodig (kunnen) hebben en hoe ze de taalontwikkeling kunnen stimuleren.

Dat er weinig kennis over TOS is, is overigens niet zo gek: slechts enkele pedagogisch professionals hoorden in hun opleiding iets over TOS. Pedagogisch professionals geven aan vooral behoefte te hebben aan (meer) kennis over TOS: wat houdt TOS precies in en wat zijn de kenmerken en gevolgen van TOS?

Figuur 2. Reacties van pedagogisch professionals op correcte en incorrecte stellingen over TOS

Sluit

Bevinding 2

Er is sprake van handelingsverlegenheid bij pedagogisch professionals

Niet alleen de kennis, maar ook de vaardigheden van pedagogisch professionals op het gebied van signalering van taalproblemen en ondersteuning van kinderen met TOS schieten tekort. Pedagogisch professionals geven aan onzeker te zijn of zij kinderen met TOS op de groep passende begeleiding kunnen bieden. Dit wordt ook genoemd door ZG-professionals en ouders. Gelukkig zegt ruim 70% van de pedagogisch professionals wél te weten wie ze kunnen benaderen bij zorgen over de taalproblemen van een kind. De meesten noemen de ZG-zorg, maar ook logopedisten of specialisten binnen de kinderopvang (zoals pedagogisch coaches) en de huisarts en Jeugdgezondheidszorg (JGZ, waaronder het consultatiebureau) worden genoemd.

Als pedagogisch professionals taalproblemen signaleren, vinden zij het volgens ZG-professionals lastig om hierover met ouders in gesprek te gaan. Ze zijn onzeker of en wanneer zij bij ouders aan de bel moeten trekken. Terwijl ouders juist graag willen dat taalproblemen op tijd gesignaleerd worden en eerlijk benoemd worden. Uit de ervaringsverhalen van ouders blijkt dat signalen van TOS vaak niet herkend worden op de kinderopvang en dat hun zorgen ook niet altijd erkend worden (zie 'Voorbeeld ervaring van een ouder' in het kader hieronder). Ouders vertrouwen vaak op de blik van pedagogisch professionals, maar als zij de taalproblemen niet signaleren en de zorgen van ouders niet (h)erkennen, zullen ouders aannemen dat er geen reden tot zorg is.

Als oplossing voor de ervaren handelingsverlegenheid willen pedagogisch professionals vooral praktische tips en handvatten over de signalering van taalproblemen en ondersteuning van kinderen met TOS. Ook is er behoefte aan korte lijntjes met de ZG-zorg, bijvoorbeeld in de vorm van een vaste contactpersoon die bevraagd kan worden bij zorgen en twijfels. ZG-professionals van Auris gaven aan dat consultatie en advies pedagogisch professionals helpt om sneller vervolgstappen te zetten bij een kind met taalproblemen.


Kinderen met TOS kunnen vaak minder goed meedoen in de kinderopvang

Volgens pedagogisch professionals hebben kinderen met TOS vergeleken met andere kinderen op de groep over het algemeen een lager welbevinden. Daarnaast kunnen zij minder goed communiceren met andere kinderen en volwassenen, en hebben zij meer moeite om mee te doen met de dagelijkse activiteiten. Dit melden ook de ouders: kinderen met TOS kunnen vaak minder goed meedoen op de groep, omdat het bijvoorbeeld te druk voor hen is, ze niet begrepen worden of moeilijk contact kunnen maken.

Desondanks vinden de meeste pedagogisch professionals wel dat kinderen met TOS kunnen profiteren van de reguliere opvang (13% zegt zelfs dat zij er juist meer van kunnen profiteren dan andere kinderen) en dat het belangrijk is dat zij naar de kinderopvang gaan. Pedagogisch professionals staan open voor kinderen met TOS op de kinderopvang, maar er is werk aan de winkel. Slechts 42% vindt namelijk dat hun organisatie ervoor zorgt dat kinderen met TOS goed kunnen worden opgevangen en begeleid. De meerderheid vindt dus dat de eigen organisatie daar meer in zou kunnen betekenen. Volgens pedagogisch professionals moet er in de kinderopvang meer aandacht voor TOS komen en is specialistische ondersteuning nodig.


Hoe het met kinderen met TOS in de kinderopvang gaat, is sterk afhankelijk van de kennis en/of houding van pedagogisch professionals

Deze bevinding komt bij alle drie de ondervraagde groepen duidelijk naar voren, maar het meest uit de verhalen van ouders (zie 'Voorbeelden van negatieve en positieve ervaringen van ouders' in het kader hieronder). Uit hun ervaringen blijkt hoe groot de rol van pedagogisch professionals is. Wanneer professionals taalproblemen niet signaleren, of geen ruimte voelen of creëren om kinderen met TOS te ondersteunen, kan dit ervoor zorgen dat een kind zich minder goed kan ontwikkelen of noodgedwongen naar een andere vorm van opvang moet. Andersom kan een kind door goede ondersteuning van pedagogisch professionals helemaal opbloeien.

Vervolg tekst

Pedagogisch professionals beseffen dat zij het verschil maken: 71% is van mening dat hun houding en aanpak invloed heeft op het functioneren van kinderen met TOS op de groep. De ervaringsverhalen van ouders laten ook zien dat goed inspelen op de behoeftes van een kind, het toepassen van de basisprincipes voor het stimuleren van talige interactie of enkele gebaren inzetten, ervoor kan zorgen dat het kind beter mee kan doen op de groep (zie Adviezen voor de kinderopvang).

Wat kan de kinderopvang doen om taalproblemen beter te signaleren?
Het is belangrijk dat er meer kennis over taalontwikkeling komt bij pedagogisch professionals. De e-learning Taalontwikkeling in de Kinderopvang, het magazine Van Nul tot Taal en de ELS vragenlijst taalontwikkeling kunnen daarbij helpen, naast alle voorlichting die geboden wordt. Om ouders mee te krijgen in verwijzing voor onderzoek en eventueel behandeling zou het ook kunnen helpen om pedagogisch professionals een training gespreksvaardigheden aan te bieden.

Wat kan de kinderopvang doen om kinderen met TOS beter te ondersteunen?
Volgens ZG-professionals is het volgende helpend in de houding en aanpak van pedagogisch professionals:

- intenties van het kind opvangen, ook als deze non-verbaal worden geuit
- de initiatieven van het kind volgen en benoemen
- het eigen spreektempo aanpassen
- wat langer wachten op een reactie/antwoord van het kind
- taal visualiseren, bijvoorbeeld met picto's of voorwerpen.

Daarnaast is het belangrijk dat de pedagogisch professional leert om zijn of haar taalaanbod en activiteiten af te stemmen op het niveau van het kind. Het helpt het kind als de pedagogisch professional actief situaties creëert waarin het kind kan ontwikkelen en leren. De pedagogisch professional kan het kind met TOS daarbij ondersteunen in de interactie, met haar-/hemzelf en met andere kinderen.

Voorbeeld van het effect van een verandering in aanpak van de pedagogisch professionals
Een jongen met TOS wilde vaak zijn schoenen niet aandoen om naar buiten te gaan. Als alle kinderen dan in de bakfiets zaten om naar de speeltuin te gaan, was hij ontroostbaar omdat hij niet mee mocht. Op advies van zijn moeder maakten de pedagogisch medewerkers voortaan eerst visueel dat ze buiten met de bal gingen spelen. En dat hij daarom eerst zijn schoenen aan moest doen. Daarna ging het veel beter. De jongen legde nog niet zelf de link tussen schoenen aandoen en het buitenspelen. Hij begreep de overgang niet. De overgang beter introduceren en visualiseren hielp om het te begrijpen.

Vervolg opsommingen tekst

Het effect van ambulante behandeling vanuit ZG-zorg hangt sterk af van de pedagogisch professional en van randvoorwaarden zoals tijd, rust en ruimte

Ambulante behandeling is meestal gericht op één pedagogisch professional. Daardoor kunnen ZG-professionals maatwerk bieden, maar dit maakt het ook arbeidsintensief. Over het algemeen ervaren ZG-professionals effect van hun samenwerking met de kinderopvang en krijgen zij achteraf vaak positieve feedback op de gegeven begeleiding. Welk effect behaald wordt loopt zeer uiteen. ZG-professionals zien bijvoorbeeld dat de pedagogisch professional meer begrip voor het kind krijgt of dat het kind zich meer durft te uiten. Of ze horen van ouders terug dat het kind met meer plezier naar de opvang gaat. Het effect van de begeleiding is onder andere afhankelijk van de houding en de reeds aanwezige kennis en vaardigheden van de pedagogisch professional.

Daarnaast spelen randvoorwaarden een grote rol. Tijdgebrek is een probleem. Pedagogisch professionals hebben vaak weinig tijd, rust en ruimte voor het ontvangen en verwerken van informatie over een individueel kind met TOS. Ook het delen van de opgedane kennis met collega’s is lastig, omdat hun tijd buiten de werkzaamheden op de groep beperkt is. Hetzelfde geldt voor scholing: er is in de kinderopvang weinig tijd en ruimte voor scholing, zeker ook op het gebied van TOS. Kleinere groepen en extra ondersteuning op de groep zouden volgens pedagogisch professionals helpen om meer tijd en ruimte te creëren. Er lijkt volgens ZG-professionals vanuit het management van de kinderopvang weinig steun te zijn om deze situaties te verbeteren. In dit onderzoek is het management van kinderopvangorganisaties niet bevraagd. Het is essentieel om hen bij plannen voor scholing/ondersteuning te betrekken en om daarbij te benadrukken dat veel kinderen in de opvang baat hebben bij de technieken die voor kinderen met TOS worden ingezet.

Er is meer mogelijk als professionals een betere basiskennis hebbenVolgens ZG-professionals kunnen de positieve effecten van hun begeleiding vergroot en beter geborgd worden. Als pedagogisch professionals bijvoorbeeld betere basiskennis en vaardigheden hebben, dan zou er meer mogelijk zijn. Er lijkt voldoende scholingsaanbod vanuit de ZG-instellingen te zijn om dit te bewerkstelligen, maar dan moeten pedagogisch professionals wel bekend zijn met dit aanbod én de tijd en ruimte krijgen en voelen om zich te laten scholen. Ook geven verschillende ouders aan dat onwetendheid van pedagogisch professionals en tijdsdruk belemmerend zijn voor het goed kunnen signaleren van taalproblemen en het ondersteunen van kinderen met TOS.

Bijvangst

Bijvangst

Hoewel dit onderzoeksproject gericht was op de samenwerking tussen de ZG-zorg en de kinderopvang, brengen de ervaringsverhalen van ouders ook een ander knelpunt aan het licht. Hun verhalen laten zien dat er in de signalering en doorverwijzing van kinderen met taalproblemen door consultatiebureaus, kinderartsen en huisartsen nog veel verbeterd kan worden. Bij zeven van de negen bevraagde ouders is er sprake van vertraging in de verwijzing naar (gespecialiseerde) zorg. Als bronnen van de vertraging werden genoemd: de kinderopvang (3x), het consultatiebureau (5x) en de kinderarts/en de huisarts (2x). Ouders lijken nog vaak het advies te krijgen om af te wachten.

Daarnaast komt naar voren dat de rol van de JGZ versterkt zou kunnen worden. De consultatiebureaus of wijkteams zouden een rol kunnen hebben in het informeren en voorlichten van ouders over het belang van taal of het signaleren van taalproblemen. Sommige ouders geven bijvoorbeeld aan behoefte te hebben aan inzicht in de mijlpalen van de taalontwikkeling. De ZG-zorg kan de JGZ hierin faciliteren door hen voorlichting over taalproblemen en TOS te geven, of eventueel een logopedist 'uit te lenen' of te betrekken vanuit de eerste lijn als vraagbaak over TOS. Het zou goed zijn dit verder te onderzoeken.

Conclusie en aanbevelingen

Conclusie en aanbevelingen

Het doel van het onderzoeksproject 'Samen met Sociaal Domein' was om te onderzoeken hoe de samenwerking tussen de ZG-zorg en de kinderopvang verbeterd kan worden, zodat taalproblemen vroeg gesignaleerd kunnen worden en pedagogisch professionals goede handvatten hebben om kinderen met TOS te ondersteunen.

Uit ons onderzoek blijkt dat kinderen met TOS vaak minder goed mee kunnen doen in de kinderopvang. De pedagogisch professional speelt een sleutelrol in de ontwikkeling en het welbevinden van deze kinderen. Er zijn duidelijke knelpunten in de samenwerking tussen ZG-zorg en de kinderopvang. Ook is er nog onvoldoende kennis over taalontwikkeling/taalproblemen in de kinderopvang en ervaren de pedagogisch professionals geregeld handelingsverlegenheid. Daarnaast is er weinig tijd en ruimte voor deskundigheidsbevordering. De TOS-expertise die vanuit de ZG-zorg gebracht wordt, wordt nog niet altijd effectief verspreid en geborgd. Positief is dat pedagogisch professionals een grote bereidheid tonen om meer te leren over de signalering van taalproblemen en begeleiding van kinderen met TOS. We hebben de volgende aanbevelingen voor ZG-professionals om de samenwerking met de kinderopvang te verbeteren:

Het management moet de urgentie gaan zien om meer kennis over TOS in hun organisatie te brengen

1. Betrek het management bij scholing en begeleiding gericht op TOS 
Het management moet de voorwaarden faciliteren om de begeleiding van kinderen met TOS in de kinderopvang te verbeteren, zoals scholing, tijd en financiën. Het management moet de urgentie gaan zien om meer kennis over TOS in hun organisatie te brengen en te borgen. Voor het draagvlak helpt het dat kennis en vaardigheden die pedagogisch professionals leren omtrent TOS voor veel kinderen nuttig zijn, niet alleen voor kinderen met TOS (zie ook aanbeveling 3). Om dit inzicht te vergroten kunnen managers bijvoorbeeld uitgenodigd worden voor een geplande (team)voorlichting.

2. Betrek pedagogisch coaches in ambulante behandeling en voorlichting
Pedagogisch coaches worden bij zorgen over kinderen ingeroepen en spelen dus een belangrijke rol bij de signalering van taalproblemen en ondersteuning van kinderen met TOS. Zij moeten de ZG-professionals dus weten te vinden. Het voordeel van het betrekken van pedagogisch coaches is dat zij veel kinderen zien met zorgvragen en structureler betrokken zijn bij een kind met TOS dan ZG-professionals die tijdelijk ambulante behandeling bieden. Pedagogisch coaches kunnen TOS-expertise ook verspreiden in het team.

3. Laat zien dat de kennis en strategieën voor kinderen met TOS relevant zijn voor de hele groep
De kennis en strategieën die ZG-professionals brengen zijn niet alleen nuttig zijn voor kinderen met TOS, maar ook voor kinderen die thuis weinig gestimuleerd worden of Nederlands als tweede taal verwerven. In feite zijn taalstimulerende technieken helpend voor alle kinderen. Dit gegeven duidelijker communiceren naar de kinderopvang creëert bij pedagogisch professionals mogelijk meer draagvlak voor veranderingen in hun houding en/of aanpak, en bij het management voor structurele veranderingen (zie aanbeveling 1).

4. Laat fysieke materialen en hulpmiddelen achter op de groep om kennis binnen het team te verspreiden en te borgen
Voor meer bekendheid over TOS in de kinderopvang en betere borging van de TOS-expertise kunnen fysieke reminders uitgereikt worden. Bijvoorbeeld een kalender met de verschillende taalstimulerende strategieën en contactgegevens van de ZG-organisatie(s), of kaartjes met reminders. Deze middelen kunnen het gesprek onder pedagogisch professionals over hoe zij de taalontwikkeling kunnen stimuleren op gang brengen of houden.

5. Stem af op de pedagogisch professional en investeer in de relatie 
Om TOS-expertise goed over te brengen is gelijkwaardigheid in de relatie met de pedagogisch professional nodig. Aangezien pedagogisch professionals het druk hebben, moet de timing voor kennisoverdracht goed zijn. Ook moet de ZG-professional flexibel zijn en zoveel mogelijk aansluiten bij de leervoorkeuren en het niveau van de pedagogisch professional. Zie Voorkeuren voor deskundigheidsbevordering van pedagogisch professionals voor hun wensen omtrent scholing.

6. Investeer in lokale netwerken en zorg voor korte lijnen en vaste contacten
Het is voor pedagogisch professionals nog niet duidelijk genoeg hoe ze aan kennis over TOS kunnen komen. Bij wie kunnen pedagogisch professionals terecht met hun vragen? En welke cursussen of producten zijn er? Voorlichting door ZG-professionals helpt bij het creëren van meer bekendheid en begrip voor TOS-problematiek en maakt onze organisaties zichtbaarder. Als er eenmaal contact is, geven pedagogisch professionals de voorkeur aan korte lijnen en vaste contactpersonen vanuit de ZG-zorg.

In een interactieve factsheet staan alle adviezen in meer detail beschreven inclusief concrete tips

De uitkomsten van dit onderzoek en de adviezen voor professionals in de ZG-zorg zijn samengevat in een interactieve factsheet. Daarin staan alle adviezen in meer detail beschreven, met concrete tips. De factsheet is gedeeld met alle ZG-organisaties die ambulante behandeling in de kinderopvang bieden. Met de factsheet kan elke organisatie bekijken wat er al gedaan wordt en waar nog verbeterkansen liggen. Het kan ook een hulpmiddel zijn bij het inwerken van nieuwe medewerkers. We hopen dat de factsheet bijdraagt aan betere signalering en ondersteuning van kinderen met TOS in de kinderopvang, zodat zij zich daar optimaal kunnen ontwikkelen.

 

Figuur 3. Antwoorden van pedagogisch professionals op de vraag over welk onderwerp ze (meer) willen leren als hun organisatie deskundigheidbevordering gericht op TOS wil bieden.

Sluit

Tot slot...

Tot slot komen er uit onze resultaten twee duidelijke kansen voor beleid naar voren:

Ten eerste zit TOS niet in de opleiding en basistraining van pedagogisch professionals. Het toevoegen van dit onderwerp aan het curriculum van de opleiding en/of de algemene basistraining van het VVE-programma zal grote winst opleveren voor de bekendheid van TOS onder (aankomende) pedagogisch professionals. Binnen de verschillende ZG-organisaties zijn op kleine schaal al initiatieven om binnen opleidingen informatie over TOS aan te bieden, maar het zou mooi zijn als dit op den duur sector-breed plaatsvindt.

Ten tweede is er voor pedagogisch professionals geen overzicht van het scholingsaanbod over TOS vanuit de verschillende ZG-organisaties. Een makkelijk vindbaar centraal overzicht zou hen helpen om beter grip te krijgen op het aanbod en een gerichte keuze te maken. Op de website www.AllesoverTOS.nl staan links naar het cursusaanbod vanuit verschillende ZG-organisaties voor ouders. In de toekomst worden ook links naar cursussen voor professionals toegevoegd. Dat is een mooie eerste stap, maar voor pedagogisch professionals in de kinderopvang blijft het dan nog een zoektocht welk aanbod voor hen het meest geschikt is.

Dankwoord

Dankwoord

Wij bedanken de deelnemende pedagogisch professionals, ouders en ZG-professionals hartelijk voor het delen van hun ervaringen en hun ideeën en adviezen voor verbetering. Ook zijn wij veel dank verschuldigd aan Anneke Mientjes, die een grote bijdrage heeft geleverd bij de start en uitvoering van dit onderzoeksproject. Daarnaast bedanken wij Maartje Burgering, Maartje de Klerk en Marry Steinebach voor hun bijdrage aan de uitvoering van dit project. Tot slot bedanken we ZonMw voor het financieren van dit project, als onderdeel van Deelkracht (Subsidienummer: 637003001).