Ga naar hoofdcontent Ga naar de hoofdnavigatie
Oratie prof.dr. Elise de Bree
Deel dit artikel

Oratie prof.dr. Elise de Bree

Taal in uitvoering: Passend Onderwijs voor taal en TOS

15 december 2022 - Leestijd 3 - 4 minuten

Op 9 november 2022 hield prof.dr. Elise de Bree haar inaugurele rede ter aanvaarding van haar hoogleraarschap aan de faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Op 1 februari 2021 is De Bree benoemd als hoogleraar in de  ‘Orthopedagogiek, in het bijzonder taalontwikkelingsstoornissen in passend onderwijs'. Deze leerstoel betreft een intensieve samenwerking tussen de Koninklijke Auris Groep en de faculteit op het gebied van onderwijs en onderzoek.

page.header_image.alt

Oratie in het kort 1

Oratie in het kort

Wat is taal?

In haar oratie gaat De Bree allereerst in op de vraag wat taal precies is. Binnen onderwijs wordt bij taal vaak aan geschreven taal gedacht, maar De Bree vraagt ook aandacht voor gesproken of mondelinge taal. Geschreven taal noemt De Bree de visuele weergave van onze mondelinge taal en omvat de onderdelen technisch en begrijpend lezen, spellen en schrijven. 

De Bree bespreekt vervolgens taal op school. Vooral mondelinge taal ziet ze als een belangrijke manier om tot leren en kennis te komen. Kinderen zijn al voor ze starten op school begonnen aan de mondelinge taalontwikkeling, terwijl lezen en spellen pas later beginnen (vanaf groep 3). De Bree pleit ervoor dat mondelinge taal prominenter op het menu komt te staan in het funderend onderwijs, zowel om de taalontwikkeling zelf te stimuleren als om het leren via taal te bevorderen. Mondelinge taal moet zeker ook op de agenda komen te staan voor kinderen met een taalachterstand en er moeten instrumenten worden gemaakt om de taalontwikkeling van kinderen in kaart te brengen. Dat kan door het vormgeven van een taalzorgcontinuüm.

Zorgcontinuüm, werk in uitvoering

Een zorgcontinuüm bestaat uit het bieden van goed onderwijs aan alle leerlingen en passende zorg voor leerlingen die dat nodig hebben, op verschillende niveaus. Daarbij gaat het om goed klassenmanagement, goede lesmethoden, een doorlopende leerlijn en kwalitatief goed lees- en spellingonderwijs aan alle leerlingen in de klas. Voor sommigen is aanvullend aanbod vereist, zo nodig buiten de klas in groepjes of individueel. Als dat nog niet voldoende is, worden leerlingen doorverwezen naar specialistische zorg: er wordt onderzocht of er sprake is van dyslexie door gekwalificeerde orthopedagogen of psychologen. Een zorgcontinuüm is er al voor geschreven taal en dyslexie, maar niet voor mondelinge taal.

De Bree noemt een aantal voorbeelden waarop wordt gewerkt aan de verbetering van het zorgcontinuüm voor lezen, spellen en dyslexie en hoe onderzoek bijdraagt aan de uitvoering van dat continuüm. Binnen het zorgcontinuüm voor mondeling taal gaat ze verder in op signalering van taalproblemen en TOS (en passend onderwijs voor leerlingen met een TOS), mogelijkheden van inclusiever onderwijs voor oudere leerlingen met een TOS, sociale netwerken van leerlingen met een TOS, transitie van kinderen met een TOS van vroegbehandeling naar onderwijs en TOS en technische leesvaardigheid.

 

Foto: Marjan Bruins

Foto: Marjan Bruins

Oratie in het kort 2

 

Aanpalend onderzoek

Volgens De Bree moet het aanpalende onderzoek gericht zijn op het bevorderen van de kennis en instrumenten voor het vormgeven van het zorgcontinuüm. Dit betekent dat informatie systematisch in kaart moet worden gebracht, dat er zicht moet zijn op de relevante mechanismen en vooral ook dat er kan worden gewerkt aan de ontwikkeling van instrumenten en interventies. Het vereist samenwerking tussen onderzoekers van verschillende disciplines en zeker ook tussen wetenschappers en onderwijszorgprofessionals. Enkele voorbeelden van lopend en toekomstig onderzoek onder leiding van De Bree zijn:

  • Onderzoek naar de mate waarin leerkrachten en ib-ers op basischolen vinden dat ze kinderen met mondelinge taalproblemen vs. leesproblemen kunnen ondersteunen. Leerkrachten hebben behoefte aan kennis over taalontwikkeling en aan instrumenten en methoden voor taalonderwijs, zeker voor leerlingen met taalachterstanden of -problemen.
  • Taalinterventies voor kleuters, de NELI (Nuffield Early Language Intervention) .
  • Vroeg- en late signalering van TOS.
  • Sociale netwerken van leerlingen met een TOS op school, bijvoorbeeld leerling-leerkrachtrelaties.
  • Spelling en stelvaardigheden van leerlingen met een TOS.
  • Comorbiditeitsproblematiek bij leerlingen met een TOS en de ondersteuning die daarvoor nodig is. 

De Bree hoopt dat de uitkomsten op het specifieke gebied van taal en passend onderwijs ook bij kunnen dragen aan het wegnemen van de knelpunten die zijn gevonden in het vormgeven van passend onderwijs in het algemeen.

De volledig tekst van de oratie is te lezen door een klik op de knop hieronder.

Elise de Bree promoveerde in 2007 aan de Universiteit Utrecht op een onderzoek waarin de fonologische vaardigheden van jonge kinderen met TOS werden vergeleken met die van kinderen met een familiair risico op dyslexie. 
Ze heeft zich na dat promotieonderzoek in Utrecht en Amsterdam verder verdiept in taalontwikkeling, taalproblemen, TOS en lees- en spellingontwikkeling en dyslexie in de context van zorg en onderwijs. Ze geeft hierover ook onderwijs aan de universiteit en verzorgt regelmatig (nascholings)cursussen aan onderwijs-en zorgprofessionals. Sinds februari 2021 is ze bijzonder hoogleraar taalontwikkelingsstoornissen in passend onderwijs aan de Universiteit Utrecht op een door Stichting Koninklijke Auris ingestelde leerstoel.  

De Bree is daarnaast bestuurslid en secretaris van de Stichting Dyslexie Nederland, secretaris van de wetenschappelijke adviesraad van het Nederlands Kwaliteitsinstituut Dyslexie en lid van de wetenschappelijke adviesraad van Stichting Koninklijke Auris. Ze is één van de auteurs van de brede vakinhoudelijke richtlijn dyslexie (Scheltinga et al., 2021) en van het protocol dyslexiediagnostiek en behandeling (Tijms et al., 2021).