Ga naar hoofdcontent Ga naar de hoofdnavigatie
FonoBomb: een interventie om de auditieve en fonologische ontwikkeling van kinderen te stimuleren
Deel dit artikel

FonoBomb: een interventie om de auditieve en fonologische ontwikkeling van kinderen te stimuleren

10 juli 2021 - Leestijd 15 - 20 minuten

FonoBomb is een samenvoeging van Fonologie en auditief Bombardement. Het is een serie van filmpjes waarmee kinderen in de thuissituatie een specifieke klank herhaaldelijk krijgen aangeboden. De fonologische ontwikkeling wordt gedurende de interventie gevolgd. Het aanbod van de specifieke klanken kan per kind verschillen. Dat is afhankelijk van de wijze waarop en tempo waarin het kind de nieuwe spraakklank eigen maakt. De FonoBomb is een interventie beschikbaar voor logopedisten die werken met kinderen met een auditieve beperking binnen de Vroegbehandeling en Audiologische Centra.

page.header_image.alt

Beperkingen in de auditieve input

De FonoBomb is ontwikkeld om de auditieve input van kinderen in de leeftijd van 1;6 tot 3;0 jaar met gehoorverlies extra te stimuleren. 

Beperkingen in de auditieve input

Sinds 2006 krijgen vrijwel alle Nederlandse pasgeborenen een neonatale gehoorscreening. Ongeveer 1,3 op de 1000 baby’s wordt geboren met een gehoorverlies [1]. Dankzij de screening start de revalidatie en de behandeling al in een vroeg stadium, wanneer de kinderen nog maar enkele maanden oud zijn. Hoe eerder gestart wordt met revalidatie en behandeling, hoe beter de taal-spraakontwikkeling en auditieve ontwikkeling van het kind is [2].

Kinderen met gehoorverlies missen in bepaalde situaties auditieve informatie. ‘Incidental learning’, het terloops opvangen van gesproken taal, is daardoor niet optimaal [3]. Dit heeft negatieve gevolgen voor de taal-spraakontwikkeling. Verschillende factoren hebben een nadelige invloed op de auditieve input voor kinderen met gehoorverlies.

De drie meest voorkomende factoren zijn:

1. Middenoorproblematiek (otitis media)

Naast hun perceptieve (blijvende) gehoorverlies hebben deze kinderen in het algemeen ook last van middenoorproblematie. Dit geeft tijdelijk een verminderd gehoor. Het vormt een bijkomend nadeel vanwege deze gemengde gehoorverliezen. Functioneel komt het erop neer dat alle geluiden met lagere intensiteit zachter doorkomen waardoor de hoortoestellen (tijdelijk) niet voldoende versterking geven. Een voortdurende monitoring van kinderen met een gehoorverlies is daarom noodzakelijk, zoals dat gebeurt bij de Audiologische Centra en binnen de Vroegbehandeling.

2. Draagduur hoortoestellen

Bij sommige kinderen met een gehoorverlies zijn er periodes dat zij hun hoortoestellen niet in hun oren willen of kunnen doen. Dit kan bijvoorbeeld te maken hebben met de jonge leeftijd waarop ze de hoortoestellen nog uit hun oren halen, nog veel slapen of juist veel bewegen, rollen en spelen waardoor de toestellen uitvallen. Ook kunnen geïrriteerde gehoorgangen een nadelig effect hebben op de draagduur van hoortoestellen. Door de beperkte draagduur van hoortoestellen hebben deze kinderen direct verminderde auditieve input.

3. Spraakverstaan in rumoer

Spraakverstaan in rumoer is voor kinderen met een gehoorverlies lastiger dan voor goedhorende kinderen. Ook bij optimaal aangepaste hoortoestellen zullen deze kinderen meer hinder ervaren. Concreet betekent dit dat kinderen met gehoorverlies beter taal kunnen verwerven in een rustige omgeving. Daarom helpt het om voorschools te starten met het gebruik van draadloze microfoons (solo-apparatuur) voor het kind en de ouders, bij de leiding van peuterspeelzalen of kinderopvang en uiteindelijk ook bij de leerkrachten.

Op basis van de besproken factoren hebben kinderen met gehoorverlies over het algemeen minder hoogwaardige kwaliteit van auditieve input tot hun beschikking. Dit heeft negatieve gevolgen voor het oppikken van spontaan gesproken taal uit de naaste omgeving (incidental learning of impliciet leren). Nieuwe woorden moeten bij zowel goedhorende als slechthorende jonge kinderen altijd meerdere keren herhaald aangeboden worden voordat deze goed begrepen en opgeslagen worden. Bij kinderen met gehoorverlies moeten nieuwe woorden nog vaker en bewuster worden aangeboden, zodat de omstandigheden gunstiger zijn om taal te verwerven. Het auditief geheugen krijgt bij deze kinderen te weinig input.  Auditief gerichte taken op school vragen daardoor meer van de kinderen met slechthorendheid dan van hun goedhorende leeftijdsgenootjes.

Moeder A: “ we horen zichtbare verbetering met de /p/, bijvoorbeeld bij /poes/  en /pop/”.
Foto: A. Sol (Pento)

Moeder A: “ we horen zichtbare verbetering met de /p/, bijvoorbeeld bij /poes/  en /pop/”.

Van auditieve input naar cognitieve controlefuncties

Van auditieve input naar cognitieve controlefuncties

Executieve functies

Onderzoek impliceert dat niet alleen de klinische taal- en ontwikkelingsmetingen (logopedische- en ontwikkelingsonderzoeken) een goede voorspeller zijn van de uiteindelijke schoolprestaties van kinderen, maar ook hoe goed een kind onder andere kan plannen, organiseren of gedrag kan inhiberen [4]. Deze cognitieve controlefuncties noemen we executieve functies. Elke taak die uitgevoerd moet worden en die nog niet helemaal vertrouwd is, vraagt om inzet van deze executieve functies. Executieve functies hebben zowel invloed op de doelgerichte informatieverwerking (cognitieve controle) als op gedrag (gedragscontrole). Tussen de 4 en 6 jaar maken kinderen een ontwikkelingsspurt mee in hun executieve functies, dit valt samen met wanneer de leesvoorwaarden zich ontwikkelen en de leesontwikkeling begint. De executieve functies, en met name het werkgeheugen, zijn voor slechthorende kinderen extra van belang voor het leren in de (voor)schoolse periode. Bekend is dat de executieve functies van dove en slechthorende kinderen onder de norm uitkomen in vergelijking tot normaal ontwikkelende kinderen [4].

Taal en executieve functies

De relatie tussen taal en executieve functies (EF) is onderwerp van debat in de literatuur [4]. Nog niet alles is uitgekristalliseerd, wel blijkt dat EF een goede voorspeller is voor het dagelijks leven omdat het sterk gerelateerd is aan taalontwikkeling, academische ontwikkeling en ook aan de manieren hoe kinderen leren [4]. EF helpen om een sterke basis te leggen in het fonologisch bewustzijn [17]. Verschillende onderzoeken beschrijven de gevolgen van de achterblijvende ontwikkeling in de auditieve-, fonologische- en taal-spraakontwikkeling bij dove en slechthorende kinderen. Dat geldt overigens niet voor alle kinderen [4][5][6].

Fonologische opslag

Een geheugenmodel om inzichtelijk te maken hoe auditieve input leidt naar het verwerven van fonologische informatie is de fonologische lus [9]. De ontwikkeling van de FonoBomb is geïnspireerd door enkele onderdelen van dit geheugenmodel. We willen twee componenten nader beschrijven. Ten eerste het kortetermijngeheugen, oftewel de fonologische opslag. Gedacht wordt dat terloops aangeboden auditieve informatie slechts enkele seconden beklijft als er niet actief iets mee gedaan wordt [8]. Vanaf een jaar of 7 gaan kinderen actief het tweede cognitieve mechanisme inzetten [8], het articulatorisch repetitieproces. Dit herhalingsmechanisme is bedoeld om informatie langer vast te houden. Dit herhalen kan hardop of in gedachten gebeuren.Kinderen met gehoorverlies leren minder makkelijk ‘per ongeluk’ woorden. 

Het geheugenmodel van de fonologische lus geeft inzicht in de relatie tussen gehoorproblemen enerzijds en verminderde taalvaardigheden en beperkingen in de inzet van de executieve functies anderzijds. Ten eerste, omdat slechthorende kinderen door hun verstoorde auditieve input onderontwikkelde fonologische vaardigheden kunnen hebben. Hierdoor kan het zijn dat het herhalingsmechanisme minder of minder efficiënt functioneert [8][9][10].Vanwege de auditieve beperkingen gaat inspanning verloren aan het verstaan, waardoor minder aandacht kan gaan naar opslag in het auditieve werkgeheugen. Dit heeft tot gevolg dat verbale informatie minder goed kan worden vastgehouden en daardoor optimaal in te zetten is voor de verwerving van taal [7]. Kinderen met gehoorverlies leren daardoor minder makkelijk ‘per ongeluk’ woorden (impliciet/incidenteel leren). Daarom moeten ze een nieuw woord vaker horen dan hun goedhorende leeftijdsgenootjes voordat taal geleerd wordt [18].

Compensatie van verminderde auditieve input + nog te plaatsen filmpjes

Compensatie van verminderde auditieve input: FonoBomb

FonoBomb

Het geheugenmodel toont duidelijk aan dat het veelvuldig aanbieden van kwalitatief goed uitgesproken klanken (fonemen) erg belangrijk is voor de fonologische ontwikkeling van slechthorende kinderen. Dit heeft ons aangezet om een product te ontwerpen dat de auditieve input en fonologische ontwikkeling extra stimuleert. Dit product is de FonoBomb geworden, een samenvoeging van de termen Fonologie en auditief Bombardement. Met FonoBomb worden doelklanken via een serie van filmpjes herhaaldelijk aangeboden aan het slechthorende kind. De klank wordt geïsoleerd aangeboden, in nonsenswoorden en in betekenisvolle CVC-woorden. Bij CVC-woorden bestaan de woorden uit een medeklinker, een klinker of meerklank en weer een medeklinker. Voor een kind is het belangrijk om CVC-woorden te leren, omdat er dan een combinatie gemaakt wordt van meerdere klinkers en medeklinkers. De doelklank wordt in initiale en finale woordpositie aangeboden. Er wordt gedeeltelijk gebruik gemaakt van ondersteunende gebaren. De visuele ondersteuning is bewust prikkelarm gehouden. De klank- en woordgebaren worden gemaakt om het kind met gehoorverlies een visuele check te geven (‘heb ik het goed verstaan?’). De ervaring is dat het ene kind meer behoefteheeft aan een visuele check dan een ander kind. De kinderen mogen naar het beeldscherm kijken als de filmpjes worden afgespeeld, maar dit is geen vereiste.  Met FonoBomb krijgen de kinderen met een gehoorverlies een intensief herhaalde auditieve input om het herhalingsmechanisme te stimuleren en de kennis van de fonologie te vergroten.

Voorafgaand aan de interventie met de FonoBomb maken we een keuze voor een klank. Hierbij houden we rekening met verschillende aspecten. Allereerst wordt in kaart gebracht welke klanken al verwoven zijn in de spontane spraak. Deze klanken worden vergeleken met twee schema’s van de vroeg-fonologische ontwikeling van goed horende kinderen: het schema van Beers [11] en het schema van Fikkert [14]. Daarnaast houdt de logopedist rekening met de hoormogelijkheden en spraakmotorische mogelijkheden van het kind. Gedurende de interventie wordt het aanbod meerdere malen geëvalueerd, aangepast, uitgebreid en vervolgd.

Op YouTube zijn 22 verborgen links te vinden naar de FonoBomb filmpjes. Een klank (de 'B') hiervan wordt vrijgegeven, voor de overige klanken kunt u contact opnemen met de auteurs.

Video 1 Klank B1

Video 2 Klank B2

Werkwijze FonoBomb

Werkwijze FonoBomb

Onderdeel van de interventie met Fonobomb is dat de kinderen vanaf de leeftijd van 1;6 jaar minimaal twee keer per jaar specifiek worden geëvalueerd op het gebied van de auditieve input. Pento Vroegbehandeling en de Audiologische Centra voeren de evaluatie uit. Meerdere factoren zijn onderdeel van de evaluatie, zoals de instelling van hoortoestellen en hulpmiddelen, middenoorproblematiek, auditief bewustzijn, horen en gebruiken van klanken en het verloop van de taalontwikkeling.

De schema’s van de vroeg-fonologische ontwikkeling van Beers [11] en Fikkert [14] worden gebruikt. Beide schema’s geven het te verwachten ontwikkelingspatroon van het fonologisch systeem van klanken bij normaal ontwikkelende Nederlandse kinderen weer. Aan de hand van deze evaluatie en met name het ontwikkelingsniveau van de vroeg-fonologische ontwikkeling wordt bepaald welke klank als eerste een intensiever aanbod nodig heeft en welke klank daar op volgt.

Ouders krijgen informatie over de fonologische ontwikkeling van hun kind en wat de volgende stap in de klankverwerving is. Samen wordt besproken wat de mogelijkheden zijn. Wat kan de FonoBomb kan bieden voor hun kind en wat zijn de mogelijkheden van ouders en de thuissituatie om de filmpjes aan te bieden. In sommige thuissituaties is het mogelijk om de filmpjes te streamen naar de televisie (op groot scherm) en/of kunnen opa’s/oma’s/gastouder/oppas de filmpjes bij hen thuis aanbieden.

De behandelend logopedist bepaalt op basis van bovenstaande evaluatie en in overleg met ouders één specifieke klank. Ouders ontvangen vervolgens de filmpjes, een brief met instructies en een beloningssysteem. Er wordt een beloningsfoto meegegeven van de persoon die op de filmpjes staat samen met de doelklank en het voorwerp. Om het bekijken van de filmpjes te stimuleren, kunnen stickers op de beloningsfoto geplakt worden als een filmpje bekeken is.

Het kind kan in de woonkamer spelen terwijl de FonoBomb afgespeeld wordt (impliciet of incidenteel leren), maar ook mag het kind actief kijken naar de filmpjes. Het advies is om de filmpjes meerdere malen per dag aan te zetten. De FonoBomb wordt gedurende zes weken aangeboden (twee keer drie weken op elkaar aansluitende filmpjes) om de prikkel tot herhaling van één specifieke klank uit te dagen. Er is gekozen om drie weken lang hetzelfde filmpje aan te bieden. De jonge kinderen behouden namelijk hun interesse in dit filmpje en ouders krijgen gedurende drie weken gelegenheid om dit filmpje herhaaldelijk aan te bieden. Na zes weken worden de bevindingen in de taal-spraakontwikkeling geëvalueerd. Ouders en logopedist besluiten gezamenlijk om wel of niet verder te gaan met een nieuwe klank.

Moeder R: “mijn dochter probeert het klankgebaar (op haar manier) na te doen en heeft veel plezier als de t-t-t-t-t voorbij komt”.
Foto: A. Sol (Pento)

Moeder R: “mijn dochter probeert het klankgebaar (op haar manier) na te doen en heeft veel plezier als de t-t-t-t-t voorbij komt”.

Opzet van FonoBomb

Opzet van FonoBomb

Er zijn elf medeklinkers geselecteerd. De selectie is gebaseerd op de beginnende initiale verwervingsvolgorde volgens de vroeg-fonologische ontwikkeling van Beers [11] en Fikkert [14] ; /p/, /m/, /n/, /t/, /k/, /s/, /g/, /b/, /f/, /l/ en /d/. Er is per medeklinker een volledige woordenlijst met een CVC-structuur gemaakt, waarin de doelklank zowel initiaal als finaal aangeboden wordt. De medeklinkers /j/, /h/ en /w/ zijn uitgesloten door gebrek aan Nederlandse woorden. De /r/ is uitgesloten, omdat deze klank niet in de vroeg-fonologische verwerving voorkomt [11] en [14].

Op elke woordenlijst is de verwervingsvolgorde en verwervingsleeftijd van deze medeklinkers genoteerd volgens de vroeg-fonologische ontwikkelingsschema’s van zowel Beers [11] als Fikkert [14]. In de woordenlijsten is gebruik gemaakt van eenzelfde opbouw. De betekenisvolle woorden bestaan uit woorden die passen binnen het taalbegrip in de leeftijd tot 3 jaar.

De FonoBomb bevat het volgende:

  • De geïsoleerde fonemen worden visueel ondersteund met een voorwerp en/of een klankgebaar en meerdere keren herhaald, om de aandacht en interesse van kinderen te wekken
  • De structuur van de nonsenswoorden is CV en vervolgens VC
  • De nonsenswoorden bevatten klinkers die auditief goed te onderscheiden zijn (klinkerdriehoek)
  • De betekenisvolle woorden zijn auditief goed te onderscheiden en er is gekozen voor grote contrasten (klinkerdriehoek)
  • De betekenisvolle woorden bevatten geen minimale paren (bijvoorbeeld dit-dik). Dit vraagt teveel luisterinspanning
  • De nonsenswoorden en betekenisvolle woorden worden via opnames gepresenteerd, zodat het auditieve aanbod een consistent (vertraagd) tempo, intonatie en nauwkeurigheid heeft
  • De gebaren worden gebruikt volgens de Nederlandse Gebarentaal [11]

Evaluatie en effecten

Evaluatie en effecten

Bij het ontwikkelen van de FonoBomb zijn er verschillende evaluatiemomenten geweest. Er is gebruik gemaakt van oudervragenlijsten, voor- en nametingen van de doelklank met behulp van een tas met voorwerpen en het analyseren van video-opnames. Het hoofddoel is om de auditieve input te stimuleren, dit is gelukt. Er is niet gemeten hoeveel meer input van een klank in een bepaalde periode er is geweest ten opzichte van kinderen die geen FonoBomb-aanbod hebben gekregen. De output van de doelklank is vastgelegd. Tijdens de interventie laat de fonolgische ontwikkeling bij de meeste auditief beperkte kinderen een vooruitgang zien. De kinderen met een gehoorverlies maken in deze leeftijd ook een normale fonologische ontwikkeling door. Wat exact de bijdrage van de FonoBomb aan de verwerving van de aangeboden klanken is, kan hopelijk in de toekomst via wetenschappelijk onderzoek worden vastgelegd.

Moeder V: “Hij vindt het heel leuk om zijn juf op tv te zien. Hij vraagt er bewust om door te wijzen naar de afstandsbediening”.

Het advies is om bij de vooruitgang in de fonologische ontwikkeling zoveel mogelijk uit te gaan van de spontane setting waarbij de uitingen van het kind worden geanalyseerd. Vanuit hier kan eventuele vooruitgang van de doelklank worden vastgesteld. 

De ervaring is dat de FonoBomb bijdraagt aan het verwerven van nieuwe klanken. Bij het bekijken van de filmpjes worden doelklanken en woorden geïmiteeerd. Ook in spontane uitingen wordt de doelklank ingezet.

Bijkomende effecten

De auditief beperkte kinderen zetten tijdens de FonoBomb verschillende communicatieve functies in. Bijvoorbeeld het uiten van eigen behoefte door de bijbehorende (belonings)foto aan te wijzen. Hiermee laten de kinderen hun ouders non-verbaal weten, dat ze de FonoBomb-film willen kijken. Voorspelbaarheid, routine, herhaling, gedeeld plezier en gezamenlijke aandacht zouden dit kunnen verklaren.

FonoBomb kan het uitdrukken van gevoelens en verlangens uitlokken. Zo wordt bijvoorbeeld bij het horen van het woord ‘boos’ contact gezocht met de ouder om een boze mimiek te tonen en ontstaat een verdieping in het contact met de ouder en tegelijkertijd ook in de taal-spraakontwikkeling. De hogere hoorfuncties worden hierbij ook aangesproken.

Een aantal kinderen laat beginnende letterherkenning zien. Een aantal kinderen luistert  actief en selectief  naar een bekend woord uit een woordenrij. Dit draagt bij aan stimulatie van de auditieve en fonologische ontwikkeling en de taalontwikkeling.

Ouders laten een betrokken en actieve houding zien tijdens de interventie van de FonoBomb. Ze krijgen concreet materiaal om hun kind te stimuleren in hun auditieve ontwikkeling. Ouders bieden de doelklank zelf meer aan (los van de filmpjes) in de dagelijkse situatie. Ook luisteren ouders specifieker naar de uitingen van hun kind, zeker als het om de doelklank gaat. De meeste ouders zijn na het afronden van een klank gemotiveerd om verder te gaan met een nieuwe doelklank.

“Herkenning en begrip van het woord ‘boos’ uit een woordenrij door zelf boos te kijken”.
Foto: A. Sol (Pento)

“Herkenning en begrip van het woord ‘boos’ uit een woordenrij door zelf boos te kijken”.

Samenvattend

Samenvattend

Het jonge kind met gehoorverlies krijgt op een aantrekkelijke en eenvoudige manier een intensiever aanbod van specifieke klanken. De FonoBomb stimuleert de auditieve en fonologische ontwikkeling.

Ouders krijgen met de FonoBomb meer inzicht in de fonologische ontwikkeling van hun kind. Ze krijgen een praktisch middel waar ze thuis mee aan de slag kunnen. Ouders doen zo succeservaringen op in het contact met hun kind dat beter verstaanbaar wordt. Ouders worden zich meer bewust van de taalvaardigheid van hun kind wat de betrokkenheid in de behandeling en begeleiding vergroot.

Op dit moment worden de mogelijkheden tot wetenschappelijke onderbouwing verder verkend.  

Hierbij nodigen wij logopedisten werkzaam met auditief beperkte kinderen, logopedisten werkzaam binnen Vroegbehandeling en binnen Audiologische Centra uit om ook de FonoBomb te gaan gebruiken!

Literatuurlijst

[1] Uilenburg, N.,  Zee, R. van der, Oostrom, S. van, Meuwese-Jongejeugd, A. & Ploeg, K. van der (2019). http://vhz-online.nl/neonatale-gehoorscreening-het-begin. Neonatale gehoorscreening, het begin.

[2] Ching, T.Y.C., Dillon, H., Marnane, V., Hou, S., Day, J., Seeto, M., Crowe, K., Street, L., Thomson, J., Van Buynder, P., Zhang, V., Wong, A., Burns, L., Flynn, C., Cupples, L., Cowan, R.S.C., Leigh, G., Sjahalam-King, J. & Yeh, A. (2014). Outcomes of Early- and Late-identified Children at 3 Years of Age: Findings from a Prospective Population-based Study. Ear Hear, 34(5): 535-552. https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3681915/

[3] Stelmachowicz, P.G., Pittman, A.L., Hoover, B.M. & Lewis, D. (2004). Novel-Word Learning in Children with Normal Hearing and Hearing Loss. Ear and Hearing: Vol. 25, Issue 1, 47-56.

[4] Boerrigter, M. (2021). Long-term psychosocial and excecutive function outcomes in children and adolescents with cochlear implants. Proefschrift. Nijmegen: Radboud Universiteit.

[5] Wake, M., Tobin, S., Cone-Wesson, B., Dahl, H., Gillam, L., McCormick, L., Poulakis, Z., Rickards, F.W., Saunders, K., Ukoumunne, O.C. & Williams, J. (2006). Slight/mild sensorineural hearing loss in children. Pediatrics 118, 1842-51.

[6] Tuller, L. & Delage, H. (2013). Lingua Mild-to-moderate hearing loss and language impairment: How are they linked? 139, 80-101.

[7] Poulisse, N. & Goossens, W. (2010). Het werkgeheugen en schoolse vaardigheden. Verkregen op 3 juni 2020 van http://vhz-online.nl/het-werkgeheugen-en-schoolse-vaardigheden.

[8] Bemmelen, R.E. (2017). Capaciteit van het auditief korte termijn- en werkgeheugen en de relatie met taalbegrip bij kinderen met een Cochleair Implantaat. Verkregen op 3 juni 2020 van theses.ubn.ru.nl/handle/123456789/4958.

[9] Baddeley, A. (2000). The episodic buffer: A new component of working memory? Trends in Cognitive Sciences, 4(11), 417-423. 

[10] Cowan, N. (2008). What are the differences between long-term, short-term, and working memory? Progress in Brain Research, 169, 323-338.

[11] Beers, M. (1995). The phonology of normally developing and language-impaired children. Proefschrift. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.

[12] De Bree, E., Wilsenach, C. & Gerrits, E. (2011). Fonologische verwerking en fonologisch werkgeheugen van kinderen met taalproblemen. Stem-, Spraak- en Taalpathologie, Vol. 12, 2004, No. 3, 172-186.

[13] Erlings-van Deurse, M., Freriks, A., Goudt-Bakker, K., van der Meulen, S. & de Vries, L. (1993). Dyspraxieprogramma: Therapieprogramma voor kinderen met kenmerken van een ontwikkelingsdyspraxie. Lisse: Swets & Zeitlinger.

[14] Fikkert, P. (1994). On the acquisition of prosodic structure. Proefschrift. Leiden: Rijksuniversiteit Leiden.

[15] Nooteboom, S.G. & Cohen, A. (1995). Spreken en Verstaan - Een inleiding tot de experimentele fonetiek. Assen, Amsterdam: Van Gorcum. 

[16] Gebarencentrum. Online gebarenwoordenboek: https://ow.gebarencentrum.nl/

[17] Sande-van de, E. (2015).  Executive functions for early literacy learning. Proefschrift. Nijmegen: Radboud Universiteit.

[18] Blamey P. & Sarant J. (2002). Speech Perception and Language Criteria for Paediatric Cochlear Implant Candidature. Audiology and Neurotology, 7, 114–121.