Zintuigenverhalen zijn korte voorleesverhalen over herkenbare gebeurtenissen, waarbij gebruik wordt gemaakt van een combinatie van geschreven tekst, spraak en/of gebaren(taal) en afbeeldingen en voorwerpen die als concrete (betekenis)verwijzers functioneren. Daardoor krijgt de verhaallijn extra ondersteuning door communicatievormen die het best passen bij de waarneming, verwerking, begrip en uitingsmogelijkheden van de persoon. Zo wordt bijvoorbeeld het ‘uitrollen van deeg’ in de tekst duidelijk gemaakt met het gebaar DEEG en ROLLEN, een afbeelding van de deegroller (foto, picto, PCS-symbool) en krijgt de persoon daarna een deegroller (voorwerp) aangeboden waarmee op de tafel daadwerkelijk gerold wordt (handeling). Deze combinatie biedt personen met een CMB houvast, herkenning en nieuwe zintuiglijke ervaringen via alle zeven zintuigen (horen, zien, ruiken, proeven, voelen, lichaamsbesef en evenwicht). Dit kan helpen bij het uitbreiden van communicatiemogelijkheden en het leren van nieuwe woorden en begrippen.
Voorgelezen worden stimuleert de algemene ontwikkeling, dat geldt ook voor kinderen met een CMB
Zintuigenverhalen werden binnen Kentalis al enige tijd in toenemende mate gebruikt, met positieve reacties. Toch bleek de drempel om een Zintuigenverhaal op maat te creëren vaak nog hoog. Ook was nog niet aangetoond wat het effect van de verhalen daadwerkelijk was op de betekenisverlening en communicatie van personen met een CMB die worden voorgelezen. Hiertoe werd een onderzoek uitgevoerd met twee kerndoelen. Het eerste doel was het schrijven van 4 standaard Zintuigenverhalen en bijbehorende instructie (gericht op communicatie en interactie), waarmee personen die geen ervaring hebben met Zintuigenverhalen in staat zijn om een verhaal op maat te vertellen. Het tweede doel was het uitvoeren van een effectstudie, die onderzocht in welke mate het voorlezen van de standaard Zintuigenverhalen aan cliënten met een CMB de frequentie en variatie van communicatieve uitingen beïnvloedt. Deze effectstudie is het onderwerp van het huidige artikel.
Methode
Onderzoeksopzet
Zes kinderen met een CMB hebben deelgenomen (zie kader 1). Een voorbeeld van een leerling is een meisje van bijna 7 jaar oud met een hersenbeschadiging. Zij is doof en heeft een CI. Ze praat niet en communiceert via Nederlandse Gebarentaal. Haar cognitieve ontwikkeling is te vergelijken met een kind van ruim 2,5 jaar oud.
Aan alle kinderen werd twee keer per week hetzelfde verhaal voorgelezen (‘Jip bakt koekjes’ of ‘Lynn gaat naar buiten’) door dezelfde persoon op dezelfde plek; eerst een aantal keren het verhaal als gewoon voorleesverhaal en daarna ongeveer 10 keer hetzelfde verhaal als Zintuigenverhaal, dus mét extra zintuiglijke prikkels (voorwerpen, bewegingen, geuren). Deze voorleessessies werden op video opgenomen om later te analyseren.