Wanneer we luisteren naar iemand, geeft de stem veel informatie. Vaak kunnen we bijvoorbeeld horen waar iemand vandaan komt, of hoe oud en gezond iemand is. Deze informatie is belangrijk om de spreker beter te kunnen verstaan en om op één spreker te kunnen focussen. In een druk café moeten we bijvoorbeeld iemands stem kunnen onderscheiden van allerlei andere stemmen en geluiden om te verstaan wat er wordt gezegd. Dove en slechthorenden gebruiken soms een cochleair implantaat: geluid wordt hierbij via een externe microfoon boven het buitenoor direct aan geïmplanteerde elektrodes in het binnenoor doorgegeven. Het signaal dat door de elektrodes wordt afgegeven aan de gehoorzenuw is echter vrij onnauwkeurig, waardoor de kwaliteit van de akoestische informatie veel minder is. Gebruikers hebben daardoor moeite met het verstaan van spraak en het achterhalen van stemkenmerken.
Leanne Nagels laat in haar onderzoek zien dat er bij kinderen een grote ontwikkeling plaatsvindt in het verstaan van spraak in achtergrondspraak en het horen van verschillen in stemkenmerken tijdens de basisschoolleeftijd en zelfs daarna.
Deze ontwikkeling lijkt bij CI-kinderen niet alleen gerelateerd te zijn aan het gehoor, maar ook aan cognitieve vaardigheden, zoals selectieve aandacht en inhibitie. Betere cognitieve vaardigheden leiden dus tot het beter verstaan van spraak en stemkenmerken voor zowel normaalhorende kinderen als CI-kinderen. De cognitieve vaardigheden van CI-kinderen zijn daarom een belangrijke factor om rekening mee te houden voor het beoordelen van hun vermogen om spraak te verstaan en verschillen in stemkenmerken te kunnen horen.
Bovendien zijn CI-kinderen zelfs beter in het verstaan van spraak in achtergrondspraak en het horen van verschillen in stemkenmerken dan CI-volwassenen die op latere leeftijd pas doof zijn geworden en een CI hebben gekregen. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door verschillen in hersenplasticiteit en vroege blootstelling aan het CI-spraaksignaal. Mogelijk zijn er ook nog andere factoren die een rol spelen, zoals het feit dat CI-kinderen meestal twee CI’s hebben en CI-volwassenen vaak maar één, en mogelijke verschillen in de mate van restgehoor.