Auditieve factoren en geheugen
Veel CI-kinderen maken slim gebruik van hun verbale geheugen, legt De Hoog uit: “Voor kinderen die slecht kunnen spraakverstaan is hun verbale geheugen een soort compensatie voor wat ze niet goed kunnen horen. Als je een goed functionerend verbaal geheugen hebt, kan dat ervoor zorgen dat je taalverwerking wel goed kan gaan. Terwijl als je wel goed kunt horen maar je verbale geheugen werkt niet mee, dan kun je nog problemen ervaren met de taalverwerking. Dat is eigenlijk wat er bij TOS speelt.”
Linguïstisch profiel
De kinderen zijn in het onderzoek verdeeld in twee leeftijdscategorieën. Een jonge groep van gemiddeld 6-8 jaar en een oudere groep van 9-11 jaar. Met statistische analyses van de tests over taal, auditieve factoren en geheugen zijn er drie vaardigheden (dimensies) naar boven gekomen: perceptie, cognitie en taal. “Via een clusteranalyse hebben we onderzocht hoe die drie zich tot elkaar verhouden. Dat noemen we een linguïstisch profiel. We hebben bekeken hoe de verschillende doelgroepen in dat profiel vallen. En toen zagen we dat driekwart van de CI- en SH-kinderen in hetzelfde profiel vielen. En driekwart van de TOS-kinderen had een ander profiel. Dat betekent eigenlijk dat een kwart van de CI- en SH-kinderen een TOS-profiel had en een kwart van de TOS-kinderen een CI-/SH-profiel.” De Hoog legt uit dat het een subgroep van de jonge CI-kinderen was die een TOS-profiel bleek te hebben. “Wij hebben dat proberen te verklaren aan de hand van leeftijd van implantatie. De jonge groep is gemiddeld met 22 maanden geïmplanteerd, de oudere groep met 37 maanden. We denken dat je bij jong implanteren al een duidelijker gesproken taalontwikkeling krijgt, waardoor eventuele problemen ook eerder aan het licht komen.” Ze benadrukt dat hiermee niet gezegd is dat deze groep CI-kinderen ook een TOS heeft. “Ze lijken alleen op het profiel dat de kinderen met TOS ook hebben. Het laat zien dat er niet alleen problemen met de spraakwaarneming zijn, maar ook met de verwerking van taal.”
In het algemeen zijn er moeilijkheden in het decoderen van klanken uit het spraakgeluid. “Voor de meeste kinderen ligt het euvel in het waarnemen van spraak en de koppeling naar het verbaal geheugen. Door het gehoorverlies en het verstoorde spraakverstaan bij CI-kinderen worden bepaalde representaties niet goed in het geheugen opgeslagen.”
In het onderwijs
Op de vraag in hoeverre er qua taalontwikkeling onderscheid is tussen CI-kinderen in het reguliere en speciaal onderwijs (SO) zegt De Hoog: “CI-kinderen doen het in het regulier onderwijs beter dan in het SO, vergeleken met de andere groepen kinderen. Ze scoren hoger en dichter bij de SH- en TOS-kinderen, soms zelfs beter dan de TOS-kinderen. We vonden bij CI-, SH- en TOS-kinderen lagere taalscores in het SO dan in het regulier onderwijs. Hoe dit komt? Een kip-ei-verhaal, denk ik. Zitten kinderen in het SO omdat ze een leerprobleem hebben of krijgen ze in het SO wellicht minder gesproken taalinput waardoor ze problemen blijven houden met gesproken taal? Dat vind ik heel lastig om te beantwoorden. Dat hebben we niet expliciet onderzocht en we moeten voorzichtig zijn met de interpretatie van onze resultaten omdat het om betrekkelijk kleine groepen gaat.”
Brochure met praktische adviezen
“Er wordt minder op taaltraining ingezet bij CI-kinderen dan dat je zou mogen verwachten. Trainen blijft belangrijk, het gaat niet vanzelf.”
“Uit ons onderzoek is duidelijk gebleken dat het niet alleen een gehoorprobleem is bij kinderen met CI. Er is dus ook een groep met taalproblemen. Ik denk dat het heel belangrijk is voor logopedisten om te differentiëren tussen therapieën die zij aanbieden. Niet enkel kijken naar gehoor, maar ook naar taal. Ik denk dat de gesproken taalontwikkeling extra gestimuleerd moet worden.” De Hoog is samen met Kentalis bezig met een brochure, gericht op de praktijk. “Voor leerkrachten en logopedisten en eigenlijk iedereen die werkt met CI-, SH- en TOS-kinderen geven we verschillende voorbeelden van taaltrainingsmogelijkheden op het gebied van perceptie, verbaal werkgeheugen, woordenschat en grammatica.” Als voorbeelden van therapieën noemt De Hoog het spraakwaarnemen met HoorSpel, de grammaticale taalontwikkeling met MetaTaal en de woordenschatontwikkeling volgens Met woorden in de Weer. De brochure zal naar verwachting voor de zomer uitkomen.