Discussie
Het onderzoeksinstrument in dit onderzoek betreft een zelfgemaakte plaatjestest voor passieve woordenschat. Vanwege de beperkte tijd en ruimte binnen dit onderzoek, is deze test niet gevalideerd. Opmerkelijk is het verschil in leerwinst tussen het huidige onderzoek en het onderzoek van Kuipers et al. (2013). Verklaringen hiervoor lijken niet gegeven te kunnen worden door verschillen in onderzoeksgroep wat betreft leeftijd, intelligentie of woordbegripsquotiënt, of door de moeilijkheidsgraad van de woorden (deze ligt in het huidige onderzoek zelfs hoger). Ook de ervaring van de leerkrachten met het uitvoeren van de didactiek verschilt niet van elkaar. Mogelijk is het verschil veroorzaakt door het lagere aantal vooraf al bekende woorden in de huidige studie. Ook zou de duur van de interventieperiode een rol kunnen spelen (in deze studie twee weken korter), waarbij een kortere onderwijsperiode mogelijk intensiever en efficiënter woordenschatonderwijs geeft.
Het versterken van expliciet woordleren zou mogelijk het impliciet woordleren kunnen verbeteren
Tegen de verwachting in, is er binnen dit onderzoek ook een hoge leerwinst op de controlewoorden behaald. Dit doet enerzijds vermoeden dat het terloops aanbieden van woorden, zoals uitgevoerd in dit onderzoek, minder impliciet of minder ‘terloops’ verlopen is dan vooraf werd aangenomen. Anderzijds lijkt het mogelijk dat een leeromgeving waarin MWIDW centraal staat het leren van terloops aangeboden woorden faciliteert. Het versterken van expliciet woordleren zou mogelijk ook het impliciet woordleren kunnen verbeteren.
In vergelijking met de studie van Kuipers et al. (2013) en Bulters en Vermeer (2007) zijn in het huidige onderzoek zeer positieve resultaten behaald. De vraag rijst echter wanneer woordenschatonderwijs effectief en efficiënt genoeg is. Met name bij kinderen met TOS, waarbij woordleren niet vanzelfsprekend is, lijkt het essentieel dat woordenschat niet alleen in de klas, maar ook bij logopedie en in de thuissituatie gerichte aandacht krijgt.