Werkzame technieken
Scholte wees in zijn rede op het feit dat er veel overlap zit in interventies die in de jeugdzorg worden gebruikt. Een interventie bestaat uit verschillende technieken die verpakt zijn in een theoretische onderbouwing, een protocol, een aansprekende vormgeving en een pakkende naam. Scholte: “Als de verpakking wordt weggelaten en we alleen naar de verschillende technieken kijken, is er veel overlap tussen interventies”. Binnen onze sector worden de technieken interactief voorlezen en de Hanen principes veel gebruikt. Scholte pleit er voor om in de toekomst geen hele interventies meer te onderzoeken, maar te onderzoeken welke technieken werken bij welke problemen. Voor onze sector zou dat betekenen dat we moeten onderzoeken voor welke soorten taalproblemen de Hanen principes en interactief voorlezen effectief zijn. Als we dat weten kunnen we deze technieken vervolgens alleen inzetten bij kinderen met die taalproblemen. In Amerika gebeurt dit al langer en in Nederland staat dit in de startblokken. In de toekomst hebben we wellicht geen databank met effectieve interventies, maar een databank met werkzame technieken. Zo’n databank geeft professionals de mogelijkheid om de zorg op de individuele cliënt af te stemmen en de technieken te kiezen die bij de problemen van de cliënt passen. Met andere woorden: inzicht in werkzame technieken biedt de mogelijkheid om modulair te werken en de zorg te personaliseren.
Relatie cliënt-behandelaar is belangrijk
Volgens Scholte zijn we er echter nog niet als we werkzame technieken gebruiken. Deze technieken werken alleen als er een goede relatie is tussen de cliënt en zijn behandelaar, de zogenaamde alliantie. Er is steeds meer bewijs dat het voor het effect van de behandeling belangrijk is dat de cliënt zich begrepen en erkend voelt, maar ook dat er tussen cliënt en behandelaar overeenstemming is over de doelen en werkwijze van de behandeling. Scholte: “Opvallend is dat er, als het gaat om de effectiviteit van zorg, zoveel nadruk ligt op bewezen effectieve interventies en technieken en veel minder op de niet-specifieke factoren zoals de relatie cliënt-behandelaar”. Volgens hem moeten we andere wegen inslaan om de zorg effectiever te maken. “Per cliënt moeten we in kaart brengen wat er voor hem werkt, wat de doelen zijn die hij zich stelt, en welke kennis en onderzoek er beschikbaar is waar de professional gebruik van kan maken.”
Feedback Informed Treatment
Gelukkig geeft Scholte ook aan hoe we dat kunnen doen: gebruik maken van Feedback Informed Treatment (FIT). Hierbij verzamel je tijdens de behandeling regelmatig informatie over de problemen van de cliënt en in hoeverre deze zijn afgenomen of juist toegenomen. Op basis van deze informatie kan de behandeling bijgestuurd worden. Scholte: “Het gaat niet alleen om het meten maar juist ook om het benutten van de gegevens die via de metingen verkregen zijn tijdens de behandeling. Deze gegevens geven informatie over de voortgang, de ontwikkeling tijdens de behandeling en bieden de behandelaar de kans de behandeling voortdurend bij te stellen.”
Leren van individuele behandelingen
Het gebruik van deze feedback is niet alleen goed voor de behandeling van de individuele cliënt, maar biedt mogelijkheden om te leren van individuele behandelingen. Als we gegevens hebben over meerdere individuele behandelingen, dan kunnen we nagaan welke cliënten vooruitgaan en welke niet, welke technieken passen bij de specifieke problemen van cliënten en welke factoren van invloed zijn op de vooruitgang van de cliënt. Volgens Scholte zal deze methode van effect metingen steeds belangrijker worden, ten koste van RCT’s.
Sinds enkele jaren gebruiken Kentalis, NSDSK, Auris en Pento het datamanagementsysteem BergOp. Dit systeem biedt de mogelijkheid om gepersonaliseerde zorg te bieden én wetenschappelijk onderzoek te doen naar de effectiviteit van behandelingen. BergOp biedt de mogelijkheid om volgens FIT te werken. Het zou mooi zijn dit voor de toekomst nog meer te gaan benutten.