Breinfuncties
Belangrijke nieuwe informatie over het functioneren van het brein kwam van Benedette Heimler uit Israël. Haar visie kan direct gevolgen hebben voor het dagelijks werk met doven en slechthorenden. Tot nu toe wordt er bij het functioneren van het brein vanuit gegaan dat er delen op de hersenschors(cortex) zijn die speciaal gereserveerd zijn voor auditieve taken (aan de zijkant van de hersenen) en delen die de visuele taken (aan de achterkant van de hersenen) op zich nemen. De veronderstelling was, dat als de auditieve schors niet gestimuleerd wordt met auditieve input, dit deel van de hersenen onvoldoende tot ontwikkeling komt of wordt overgenomen door andere functies (plasticiteit). Onder andere vanuit deze gedachte wordt er groot belang gehecht aan hoortraining en blootstelling aan spraak bij kinderen met een CI. Heimler’s onderzoek geeft argumenten om aan de oude indeling te twijfelen. Zij liet op het congres zien dat de auditieve schors gestimuleerd wordt door ritmische taken en de visuele schors door ruimtelijke taken en dat de verdeling van de hersenschors dus meer taak-gebonden dan zintuig-gebonden zou kunnen zijn. Dit biedt nieuwe mogelijkheden voor het stimuleren van het brein bij dove kinderen met of zonder CI. Zo experimenteert Heimler met tactiele stimuli (zoals vibratie) die extra informatie over de omgeving aan dove of blinde mensen kan geven (zgn. cross-modale stimuli).
Lezen
Oudere kinderen verwerven taal en andere kennis door middel van lezen. Het gaat van leren om te lezen naar leren door te lezen. De leesvaardigheid van dove en slechthorende kinderen is daarom van groot belang. Bij onderzoek op basisschoolleeftijd van kinderen met een CI zien we steeds meer gunstige prestaties. Het weinige onderzoek bij oudere kinderen en adolescenten echter toont aan dat hún prestaties te kort schieten.
Mairéad MacSweeney (London, UK) presenteerde onderzoek waaruit bleek dat naast het niveau van de woordenschat, het niveau van spraakafzien een goede voorspeller is van later leessucces. MacSweeney gebruikt neuro-imaging als onderzoeksmiddel om te zien hoe spraakafzien de hersenen stimuleert. Training van spraakafzien is volgens haar effectief en heeft een gunstige invloed op het fonologisch bewustzijn van kinderen. Ze constateerde dat de verstaanbaarheid van de dove kinderen vooruit was gegaan: de spraakafzien-training had een positief effect op de articulatievaardigheid van de kinderen. Het leesniveau van de kinderen was helaas niet vooruit gegaan. MacSweeney veronderstelt dat net als bij horende kinderen alleen het stimuleren van de fonologie niet leidt tot beter lezen, maar dat het inbedden van de spraakafzien-training in een breder leesprogramma wel tot verbetering zal leiden. Verder onderzoek moet dit aantonen.
Vroeg beginnen
Het kwam tijdens het congres regelmatig terug: ‘Earlier is better. But better is not good enough”. Door vroege interventie is er veel bereikt. Maar zoals gezegd zijn de verschillen tussen kinderen nog groot en hebben we te weinig in handen om ervoor te zorgen dat alle jongeren en adolescenten goed kunnen presteren. Harry Knoors waarschuwde in zijn samenvatting voor het te vroeg stoppen met de begeleiding van dove en slechthorende leerlingen. De vraagstukken waar zij mee te maken krijgen worden complexer naarmate ze ouder worden. Leerlingen hebben dan begeleiding nodig op hun hogere cognitieve functies. Hierbij moet ook de groep leerlingen met een milde tot matige slechthorendheid niet uit het oog verloren raken.