Ga naar hoofdcontent Ga naar de hoofdnavigatie
Krachttraining werkt voor kinderen
Deel dit artikel
6 december 2019 - Leestijd 15 - 30 minuten

Vaak ontstaan bij dove of slechthorende kinderen of kinderen met een taalontwikkelingsstoornis problemen op sociaal-emotioneel gebied. Met Krachttraining ontdekt het kind de kracht in zichzelf en leert deze kracht te benutten. Het kind krijgt meer zelfvertrouwen, kan zich beter uiten en heeft een betere afstemming met zijn of haar omgeving. Effectmetingen tonen aan dat het sociaal-emotioneel functioneren na Krachttraining verbetert. Mariette de Klerk-Verbeek heeft onderzoek gedaan.

page.header_image.alt

Foto: Koninklijke Auris

Samenvatting

Veel kinderen en jongeren met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) of gehoorbeperking (D/SH) hebben sociaal-emotionele problemen. Het stimuleren van de sociale interactie en het versterken van de emotionele competentie is hierbij van belang. Krachttraining is een op het kind en zijn systeem afgestemde en competentiegerichte behandeling, waarin het kind zijn sterke kanten leert inzetten om sociaal-emotionele vaardigheden te ontwikkelen. Daarbij wordt samengewerkt met ouders, leerkrachten en andere hulpverleners. Effectmetingen tonen aan dat het sociaal-emotioneel functioneren na Krachttraining verbetert.

In dit artikel wordt gesproken van 'kinderen', daar waar zowel kinderen (6-12 jaar) als jongeren (13-18 jaar) wordt bedoeld. Is dit niet het geval, dan zal dit expliciet worden vermeld. Daar waar ‘hij’ of ‘zijn’ staat, kan ook ‘zij’ of ‘haar’ gelezen worden, tenzij anders vermeld.

De behandeling van sociaal-emotionele problemen

De behandeling van sociaal-emotionele problemen bij TOS en D/SH

Ongeveer 7% van de kinderen heeft een taalontwikkelingsstoornis. Hun communicatieve redzaamheid is beperkt, waardoor deze kinderen minder sociale interactie hebben en daardoor minder van anderen kunnen leren. Dit leidt tot een minder sterk ontwikkelde emotionele competentie, wat bij 40 tot 60% van de kinderen tot sociaal-emotionele problemen tot gevolg heeft (Van den Bedem, 2018; Moser & Drenthen, 2013). Het gaat hierbij om zowel externaliserende problemen (bijvoorbeeld boosheid en opstandig of agressief gedrag) als internaliserende problemen (bijvoorbeeld onzekerheid, verdriet of teruggetrokken gedrag). In vergelijking met leeftijdsgenootjes zonder TOS hebben deze kinderen vaak een lagere kwaliteit van leven, een lagere zelfwaardering en ze lopen een groter risico gepest te worden (Isarin, Hermans, & Vissers, 2017; Marton, Abramoff, & Rosenzweig, 2004; Van den Bedem, 2018).

Kinderen met een gehoorbeperking ervaren soortgelijke problemen. Ongeveer 5% van de kinderen heeft een gehoorbeperking, variërend van lichte gehoorverliezen tot doofheid (Lanting, Deurloo, Wiefferink, & Uilenburg, 2016). Ook zij hebben minder toegang tot sociale interactie, zowel in directe zin (bijvoorbeeld door met anderen te praten) als in indirecte zin (bijvoorbeeld doordat ze anderen horen praten met elkaar). Het proces van emotiesocialisatie wordt hierdoor belemmerd (Rieffe, 2010). Het gevolg hiervan is dat kinderen met D/SH vaak een kleine emotiewoordenschat hebben, moeite ervaren in de emotieregulatie en effectieve emotiecommunicatie, een minder sterke cognitieve empathie hebben (‘Theory of Mind’) en een beperkt sociaal begrip hebben (Broekhof, Ketelaar, Wiefferink, & Rieffe, 2013; Netten et al., 2015; Rieffe, 2010; Rieffe et al., 2014; Rieffe, Kouwenberg, Scheper, Smit, & Wiefferink, 2009; Rieffe, Theunissen, & Kouwenberg, 2012). Het is belangrijk om sociaal-emotionele problemen snel te signalerenDit leidt ertoe dat kinderen met D/SH drie keer zo vaak sociaal-emotionele problemen en gedragsproblemen hebben in vergelijking met horende kinderen. Deze problemen uiten zich op het gebied van sociale omgang en vriendschappen, zelfwaardering en in emotionele problemen en in een lagere kwaliteit van leven (Dirks, Wiefferink, Kef, Wenners-Lo-A-Njoe, & Uilenburg, 2008; Kouwenberg, 2013; Wolters, 2013; Van der Zee & Wiefferink, 2012).

Gezien de forse impact op het dagelijks functioneren is het belangrijk de sociaal-emotionele problemen bij kinderen met TOS/D/SH tijdig te signaleren en te behandelen en de communicatieve redzaamheid te stimuleren, zodat wordt voorkómen dat de problemen ernstiger worden en kinderen moeten worden doorverwezen naar de jeugdzorg of jeugd-GGZ. 

Het competentiemodel als uitgangspunt

Het competentiemodel als uitgangspunt voor behandeling

Zoals beschreven is de emotiesocialisatie heel belangrijk bij de ontwikkeling van emotionele competentie. Het competentiemodel (Slot & Spanjaard, 2016; Spanjaard & Slot, 2015a; Spanjaard & Slot, 2015b) biedt een uitgangspunt bij het in kaart brengen van factoren die een rol spelen in deze ontwikkeling. Dit model gaat uit van een evenwicht tussen de vaardigheden van een kind (bijvoorbeeld het kunnen gebruiken van taal) en de ontwikkelingstaken die het moet volbrengen (bijvoorbeeld relaties opbouwen met anderen). Dit evenwicht kan verstoord raken door persoons-en/of omgevingsgebonden risicofactoren, zoals een TOS of D/SH, spanning thuis of een rumoerig klaslokaal. Beschermende factoren van het kind en in de omgeving kunnen deze disbalans opheffen. Voorbeelden hiervan zijn een groot netwerk van het gezin, positieve interacties binnen en buiten het gezin, voldoende aanpassingsmogelijkheden binnen de school en sterke kanten van het kind. In de behandeling is het zinvol om deze factoren in beeld te brengen door het maken van een competentie-analyse (figuur 1). Het wordt dan duidelijk wat er nodig is en wat er mogelijk is om de balans te herstellen. Soms zijn de taken te zwaar en kan er gezocht worden naar compenserende interventies, zoals gehoorapparatuur, gezinshulp om de druk in het gezin te verlichten of gordijnen in een klaslokaal. Soms moeten de interventies zich richten op het stimuleren van te beperkte vaardigheden bij het kind. De aanwezige beschermende persoons- en omgevingsgebonden factoren die er al zijn, kunnen hierbij worden versterkt en ingezet.

Krachttraining: behandeling op maat

Krachttraining: een competentiegerichte behandeling op maat

Om kinderen en jongeren met sociaal-emotionele problematiek, die voortkomt vanuit een TOS of D/SH, te behandelen, is binnen de Koninklijke Auris Groep Krachttraining ontwikkeld, gebaseerd op het hierboven beschreven competentiemodel van Slot en Spanjaard (2016). Dit is een op het kind en zijn systeem afgestemde en competentiegerichte behandeling. Krachttraining richt zich op het versterken van het zelfvertrouwen, de emotionele competentie en de communicatieve redzaamheid van het kind. Krachttraining heeft als doel het sociaal-emotioneel functioneren van het kind te verbeteren, waardoor het beter in staat is om zijn ontwikkelingstaken te volbrengen.

De behandeldoelen en de werkwijze binnen de Krachttraining zijn afgestemd op de hulpvraag en op de mogelijkheden en behoeften van het kind en zijn omgeving. Bij de start van de Krachttraining worden deze in een competentie-analyse in kaart gebracht. Krachttraining is een integratieve behandeling, wat inhoudt dat er gebruik gemaakt wordt van verschillende methodieken en interventies vanuit de cognitieve gedragstherapie, de oplossingsgerichte therapie, de systeemtherapie en verschillende vaktherapieën (NJI, 2013a; NJI, 2013b; NJI, 2017).in krachttraining worden taal en abstracte begrippen ‘vertaald’ door te visualiserenHet bestaande behandelaanbod is vaak erg verbaal en sluit niet altijd aan bij kinderen met een TOS of D/SH. In de Krachttraining worden de taal en abstracte begrippen dan ook ‘vertaald’ door te visualiseren. Dit gebeurt onder meer gesprekken uit te tekenen en door het inzetten van materialen zoals gekleurde blokjes, foto’s, plaatjes, pictogrammen, filmpjes, prentenboeken, schema’s, poppetjes en spelletjes. Daarbij wordt er gebruik gemaakt van (sociale) mediavormen, gebaren, spelvormen en creatieve activiteiten, afgestemd op de voorkeuren, sterke kanten, vaardigheden en mogelijkheden van het kind en zijn omgeving.

Na afloop van de Krachttraining worden de behandeldoelen geëvalueerd in een gesprek met ouders en kind en met andere betrokkenen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een sociaal-emotionele vragenlijst, de SDQ (Strengths and Difficulties Questionnaire (www.sdqinfo.com), die voorafgaand aan en na afloop van de Krachttraining worden ingevuld door ouders, leerkrachten en door jongeren vanaf 11 jaar.

Krachttraining is een behandeling ‘op maat’, die begint met een persoonlijke hulpvraag van het kind, de ouders en (meestal) de school. Deze hulpvragen liggen op het gebied van zelfbeeld en zelfvertrouwen, faalangst, negatieve gevoelens rondom het hebben van TOS of gehoorproblematiek, emotieregulatie, sociaal inzicht en (sociale) weerbaarheid. De hulpvraag wordt samen met het kind en zijn omgeving omgezet in een of meerdere doelstellingen voor de behandeling, die zijn afgestemd op zowel de beschermende als de belemmerende factoren van het kind en zijn omgeving. Voorbeelden zijn:

  • Inzicht krijgen in en gebruiken van kwaliteiten en hulpbronnen
  • Acceptatie van en omgaan met minder sterke kanten
  • Versterken van de emotionele competentie
  • Versterken van het sociaal inzicht en sociale vaardigheden
  • Versterken van copingvaardigheden en oplossingsstrategieën

 

Integratieve en systemische werkwijze
De werkwijze binnen de Krachttraining is afgestemd op de hulpvraag en op de mogelijkheden en behoeften van het kind en zijn omgeving. Het is een integratieve behandeling, wat inhoudt dat er wordt gewerkt met verschillende behandelmethodieken en interventies vanuit de cognitieve gedragstherapie, de oplossingsgerichte therapie, de systeemtherapie en verschillende vaktherapieën (NJI, 2013a; NJI, 2013b; NJI, 2017). Het bestaande behandelaanbod is echter vaak erg verbaal en sluit niet altijd aan bij kinderen met een TOS of gehoorbeperking. In de Krachttraining worden de taal en abstracte begrippen dan ook ‘vertaald’ door te visualiseren (zoals het tekenen, gekleurde blokjes, foto’s, plaatjes, pictogrammen, filmpjes, prentenboeken, schema’s, poppetjes, spel). Daarbij wordt er gebruik gemaakt van (sociale) mediavormen, gebaren, spelletjes en creatieve activiteiten, afgestemd op de voorkeuren, sterke kanten, vaardigheden en mogelijkheden van het kind en zijn omgeving. Krachttraining kent een systemische aanpak. Naast de individuele contacten met het kind is er frequent contact met ouders (afhankelijk van zijn leeftijd is het kind hierbij aanwezig), leerkrachten en andere hulpverleners binnen en buiten Auris, zoals ambulant dienstverleners, ambulant behandelaren in het gezin en logopedisten. Hierdoor wordt de transfer van wat het kind in de Krachttraining leert naar het dagelijks leven vergemakkelijkt. Bovendien raken het kind en zijn omgeving beter op elkaar afgestemd, waardoor de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind optimaal kan worden ondersteund en gestimuleerd.

Duur van het traject
De duur van de behandeling is afhankelijk van wanneer de doelstellingen behaald zijn, waarbij er naar wordt gestreefd de behandeling binnen 10 tot 15 wekelijkse bijeenkomsten van 45 tot 60 minuten met het kind af te ronden. Het kind krijgt regelmatig een opdracht mee om in de tussenliggende week mee te oefenen. Ouders, leerkrachten en andere betrokken hulpverleners ontvangen wekelijks een terugkoppeling van het thema van de bijeenkomst met adviezen hoe hier thuis en op school bij aan te sluiten. Elke 4 tot 6 weken worden de doelstellingen met het kind, ouders en leerkrachten in een gesprek geëvalueerd.

Evaluatie van de doelstellingen
Tijdens de evaluatiegesprekken van de Krachttraining wordt gebruik gemaakt van de Strengths and Difficulties Questionnaire, de SDQ (www.sdqinfo.com). Deze vragenlijst, die het sociaal-emotioneel functioneren van het kind in kaart brengt, wordt voorafgaand aan en direct na afloop van het traject van de Krachttraining ingevuld door ouders, leerkracht/mentor en vanaf 11 jaar ook door de jongeren zelf. De resultaten van deze vragenlijst worden tijdens de evaluatiegesprekken besproken. Als de doelen behaald zijn en het sociaal-emotioneel functioneren voldoende verbeterd is, wordt de Krachttraining afgerond. Blijkt dit (nog) niet het geval, dan kan de Krachttraining worden voortgezet of kan een advies voor een andere vorm van hulpverlening worden gegeven. Het kan voorkomen dat een kind het erg lastig vindt om dat wat hij geleerd heeft bij Krachttraining, in praktijk te brengen. Een groepstraining- of behandeling kan dan helpen om de generalisatie en transfer verder te vergemakkelijken.

De effecten van Krachttraining

De effecten van Krachttraining op de sociaal-emotionele ontwikkeling

Of de Krachttraining effect had is op twee manieren bekeken: enerzijds middels evaluaties, anderzijds middels een effectstudie.

De evaluaties van de Krachttraining zijn hoopgevend: het gemiddelde rapportcijfer dat ouders en kinderen de Krachttraining geven is een 8½. Ouders, leerkrachten en kinderen vertellen tijdens de evaluatiegesprekken na afloop van de Krachttraining dat de kinderen meer zelfvertrouwen hebben, hun emoties beter kunnen reguleren, meer positieve sociale contacten hebben en beter in hun vel zitten. Daarnaast zijn de betrokkenen enthousiast over de werkwijze van de Krachttraining: kinderen en jongeren vinden het over het algemeen leuk om naar de Krachttraining te komen vanwege de activiteiten die zij daar doen. Ouders, leerkrachten en andere hulpverleners geven aan dat zij de samenwerking, terugkoppeling en afstemming rondom het kind heel prettig en constructief vinden. Er wordt op deze manier goed bij elkaar aangesloten, wat leidt tot overzicht en eenduidigheid in de behandeling en tot een betere transfer van de Krachttraining naar het dagelijks leven. Daarbij vinden ouders het positief dat er in de Krachttraining naar het kind als geheel wordt gekeken en dat er wordt ingestoken op de sterke kanten van het kind.

Uit het effectonderzoek komt naar voren dat Krachttraining een doeltreffende behandeling is voor het verbeteren van het sociaal-emotioneel functioneren van kinderen en jongeren met een TOS of D/SH. Op drie locaties van Auris Zorg Regio Zuid heeft tussen september 2015 en mei 2018 effectonderzoek plaatsgevonden bij alle 37 kinderen die in deze periode Krachttraining hebben gevolgd. De centrale vraag in dit onderzoek was of een kind of jongere met een TOS of D/SH na Krachttraining in sociaal-emotioneel opzicht beter functioneerde dan voor de Krachttraining.

Onderzoeksvraag

De vraag die centraal staat in dit onderzoek luidt: Functioneert een kind met een TOS of gehoorbeperking na Krachttraining in sociaal-emotioneel opzicht beter dan voor de Krachttraining?

Methode

Onderzoeksdesign
Dit onderzoek is een ongerandomiseerd, ongecontroleerd praktijkgestuurd effectonderzoek met herhaalde metingen voorafgaand aan en direct volgend op de Krachttraining. Het betreft uitkomstenmonitoring, met als outcome-indicatoren tevredenheid van de cliënt, doelrealisatie en probleemafname. De metingen worden afgezet tegen de normgroep vanuit de handleiding van de SDQ en de effectgroottes worden vergeleken met die vanuit studies naar de effectiviteit van jeugdzorginterventies.

Populatie
Alle 37 kinderen en jongeren die tussen september 2015 en mei 2018 Krachttraining hebben gekregen op 3 locaties in regio Zuid van de Koninklijke Auris Groep zijn meegenomen in de effectmetingen. Niet van alle kinderen en jongeren zijn zowel de ouder- als de leerkracht- als de jongerenversie van de SDQ ingevuld. Dit komt doordat de vragenlijsten niet altijd van ouders of leerkracht/mentor worden terug ontvangen en doordat kinderen jonger dan 11 jaar de vragenlijst niet zelf invullen.
Er zijn iets meer jongens (n=21; 56.8%) dan meisjes (n=16; 43.2%) aangemeld voor Krachttraining. De leeftijd (uitgedrukt in jaren;maanden) varieerde van 6;4 jaar tot 17;10 jaar met een gemiddelde leeftijd van 11;5 jaar (SD 2;11). Het grootste deel van de kinderen heeft een TOS (91.9%), een gehoorbeperking kwam weinig voor (5.4%) en in 1 geval (2.7%) was er sprake van een combinatie van TOS en een gehoorbeperking. Een comorbide stoornis kwam bij 40.5 % van de kinderen voor: 29.7% heeft een vorm van autisme, 8.1% heeft ADHD en 2.7% heeft een combinatie hiervan. De totale groep kinderen die Krachttraining kreeg, had een gemiddeld non-verbaal IQ (gemiddeld IQ 96, SD 13). De meeste kinderen gingen binnen het Cluster-2 naar het Speciaal Onderwijs (62.2%) of naar het Voortgezet Speciaal Onderwijs (16.2%). Daarnaast gingen leerlingen naar het regulier basisonderwijs (16.2%) of regulier voortgezet onderwijs (5.4%) met Ambulante Dienstverlening vanuit Cluster-2. Bij een klein deel van de kinderen vond er gelijktijdig Ambulante behandeling in Gezinnen plaats (13.5%). Het gemiddeld aantal sessies was 12.7 (SD 2.6).

Metingen
Om het sociaal-emotioneel functioneren in kaart te brengen, is gebruik gemaakt van de Strengths and Difficulties Questionnaire (Goodman, 1997; Youth in Mind, z.d.) die voorafgaand aan en direct na afloop van de Krachttraining wordt ingevuld door ouders, door leerkracht/mentor en door jongeren vanaf 11 jaar zelf. De SDQ meet bij kinderen tussen de 2 en 18 jaar de sociaal-emotionele problemen en de invloed daarvan op het dagelijks functioneren. Daarnaast wordt gewenst sociaal gedrag (‘pro-sociaal gedrag’) in kaart gebracht.
De vragenlijst bestaat uit 25 items, verdeeld over 5 subschalen (emotionele problemen, hyperactiviteit en concentratieproblemen, gedragsproblemen, sociale problemen en pro-sociaal gedrag). Voorbeelden van items die naar sociaal-emotionele problemen kijken, zijn: “Ik ben vaak ongelukkig, in de put of in tranen”, “Heeft vaak driftbuien of woede-aanvallen” en “Wordt getreiterd of gepest door andere kinderen”. Een voorbeeld van een item dat naar gewenst sociaal gedrag kijkt, is: “Behulpzaam als iemand zich heeft bezeerd, van streek is of zich ziek voelt”. De respondent vult per item in of deze niet waar, een beetje waar of zeker waar zijn voor het kind (of voor zichzelf als de jongere de respondent is).
Aan elk antwoord wordt een waarde van 0, 1 of 2 toegekend en deze scores worden per subschaal bij elkaar opgeteld. De scores op de verschillende schalen kunnen worden geclassificeerd als ‘normaal’, ‘licht verhoogd’, ‘verhoogd’ of ‘sterk verhoogd’, hierbij zijn de normen gebruikt zoals deze te vinden zijn op www.sdqinfo.com. De aanwezigheid van enige sociaal-emotionele problemen valt binnen het normaalgebied. De vier eerstgenoemde subschalen (emotionele problemen, hyperactiviteit en concentratieproblemen, gedragsproblemen, sociale problemen) vormen tezamen de ‘totale probleemscore’. De vijfde schaal (pro-sociaal gedrag) brengt competent sociaal gedrag in kaart. De score op deze schaal wordt daarom niet meegenomen in de ‘totale probleemscore’, maar apart bekeken om beschermende kindfactoren in beeld te brengen. Daarnaast geeft de respondent aan in welke mate het kind last heeft van de problemen in het dagelijks leven: helemaal niet, een beetje maar, tamelijk of heel erg. Ook hieraan wordt per antwoord een waarde van 0, 1 of 2 toegekend. Dit vormt de ‘impactscore’: de maat die de impact van de problemen op het dagelijks leven weergeeft. De SDQ kent een startversie, welke voorafgaand aan de Krachttraining wordt afgenomen. Daarnaast is er een follow-up versie, die na afloop van de Krachttraining wordt afgenomen. Deze versie bestaat uit dezelfde 25 items als de startversie. Daarnaast wordt er in de follow-up versie aan de respondent gevraagd aan te geven of de sociaal-emotionele problemen sinds het begin van de behandeling zijn veranderd (veel slechter, een beetje slechter, ongeveer hetzelfde, een beetje beter, veel beter). Voor meer informatie over de SDQ wordt verwezen naar de hierboven genoemde website en de hierna genoemde literatuur (Goodman, 1997; Muris, Meesters, & Van den Berg, 2003; NJi, 2015-2018; Theunissen, De Wolff, Van Grieken, & Mieloo, 2016; Vugteveen, Timmerman, De Bildt, & De Wolff, 2017; Van Widenfelt, Goedhart, Treffers, & Goodman, 2003).

Resultaten

Door respondenten ervaren verandering na Krachttraining
Het grootste deel van de ouders (91%), leerkrachten (77%) en jongeren vanaf 11 jaar (90%) ervaart een lichte tot sterke verbetering in het sociaal-emotioneel functioneren sinds de start van de Krachttraining, terwijl niemand een verslechtering ervaart (figuur 2).

Er heeft een verschuiving plaatsgevonden in de verdeling van de scores van de totale sociaal-emotionele problemen na afloop van de Krachttraining in vergelijking met die van de scores voorafgaand aan de Krachttraining (figuur 3).
Driekwart van de kinderen die worden aangemeld voor Krachttraining laat volgens ouders verhoogde sociaal-emotionele problemen zien, na afloop van de Krachttraining is dit nog ongeveer 40 procent, waarbij de problemen lichter zijn geworden.
Volgens de leerkrachten laat ongeveer 40 procent deze problemen ook in de klas zien. Na afloop van de Krachttraining is dit nog steeds ongeveer 40 procent, maar de problemen zijn wel lichter geworden. Ongeveer een derde van de jongeren vanaf 11 jaar ervaart ook zelf sociaal-emotionele problemen voorafgaand aan de Krachttraining. Na afloop is dit nog ongeveer een kwart en ook hier zijn de nog aanwezige problemen lichter.

Statistische verandering na Krachttraining
Ouders (zie Tabel 1) zagen bij hun kinderen voorafgaand aan de Krachttraining verhoogde totale sociaal-emotionele problemen met een zeer grote impact op het dagelijks leven. Na afloop zagen zij bij de totale sociaal-emotionele problemen een significante afname (p < .01) tot normaal, waarbij de impact op het dagelijks leven ook significant was afgenomen tot licht verhoogd (p < .01). De effectsize voor de totale problemen was middelgroot (.77) en voor de impactscore groot (.91).
Ouders zagen na de Krachttraining een significante afname tot normaal van gedragsproblemen (p < .01) en hyperactiviteit (p < .01) en een significante toename tot normaal van pro-sociaal gedrag (p < .05). Tevens was er een significante afname naar licht verhoogd te zien van de emotionele problemen (p < .01) en de sociale problemen (p < .01). De effectsizes varieerden. Deze waren klein voor gedragsproblemen (.43) en voor pro-sociaal gedrag (.27) en middelgroot voor emotionele problemen (.66), hyperactiviteit (.57) en sociale problemen (.52).
Vanuit de berekening van de Added Value Score blijkt dat de totale problemen zoals ingevuld door ouders 2,94 punten lager ligt dan verwacht. De gestandaardiseerde effectsize is 2.94 / 5 = 0.53, wat een middelgrote effectsize is.

De leerkrachten van de kinderen en jongeren (zie Tabel 2) zagen voorafgaand aan de Krachttraining geen verhoogde sociaal-emotionele problemen. De binnen het normaalgebied aanwezige problemen hadden wel een verhoogde impact op het dagelijks functioneren van de leerling. Na afloop van de Krachttraining was deze impact afgenomen tot licht verhoogd. Dit verschil was echter niet statistisch significant. Verder zagen de leerkrachten na afloop van de Krachttraining een significante afname van hyperactief gedrag (p < .05) met een middelgrote effectsize (.52).

De jongeren vanaf 11 jaar (zie Tabel 3) gaven voorafgaand aan de Krachttraining eveneens geen verhoogde sociaal-emotionele problemen aan. Net als bij de leerkrachten bleken de problemen die binnen het normaalgebied lagen, wel een verhoogde impact op het dagelijks functioneren te hebben. Na afloop van de Krachttraining waren de totale problemen significant afgenomen (p < .01), met een middelgrote effectsize (.62). De impact van de problemen op het dagelijks leven was afgenomen tot licht verhoogd, maar dit verschil was niet significant.
Daarnaast gaven jongeren na afloop van de Krachttraining een significante afname tot normaal aan van de emotionele problemen (p < 0.01) met een grote effectsize (1.00).
Hyperactief gedrag lag zowel voorafgaand aan als na afloop van de Krachttraining in het normaalgebied, maar hierbinnen bleek ook sprake van een significante afname (p < .05) met een middelgrote effectsize (.51).

In gemiddeld 13 bijeenkomsten worden de persoonlijke doelen van het kind of de jongere over het algemeen behaald. Ouders, leerkrachten en de jongeren zelf vertellen een verbetering te zien in het sociaal-emotioneel functioneren na het volgen van Krachtraining (zie figuur 2).

Vanuit de vragenlijsten wordt dit beeld bevestigd: de totale sociaal-emotionele problemen zijn na afloop van de Krachttraining genormaliseerd. Daarbij blijken de sociaal-emotionele problemen, die na afloop van de Krachttraining nog aanwezig zijn, lichter te zijn dan voorafgaand aan de Krachttraining (zie figuur 3).

Ouders zien bij hun kinderen nog wel iets meer emotionele en sociale problemen dan gemiddeld. De impact van de resterende problemen op het dagelijks leven is afgenomen, maar nog wel licht verhoogd. Dit is in overeenstemming met de literatuur (Van den Bedem, 2018). Ook na behandeling met Krachttraining blijft het stimuleren van de sociaal-emotionele competentie dus van belang. Het leren omgaan met ‘hindernissen’ voortvloeiend vanuit de TOS of D/SH blijft een aandachtspunt in elke levensfase, evenals het aanbieden van benodigde aanpassingen van de omgeving. Een parallel- of vervolgtraject met Ambulante Behandeling in Gezinnen of een groepstraining of –behandeling gericht op de sociale omgang kan voor deze doelgroep zinvol zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij kinderen die moeite hebben met het toepassen van wat ze in de Krachttraining hebben geleerd.

De positieve effecten van Krachttraining die in dit onderzoek gevonden zijn, leiden tot een aantal vervolgvragen die van belang zijn bij de doorontwikkeling van de Krachttraining en het vergroten van de behandeleffecten.Ook na Krachttraining blijft stimuleren van de sociaal-emotionele competentie belangrijkTen eerste is het belangrijk om te weten of er naast de afname van sociaal-emotionele problemen sprake is van een toename van de communicatieve redzaamheid, het algemeen welbevinden en de competentiebeleving van kinderen en jongeren met een TOS of D/SH. Dit was niet meegenomen in het beschreven onderzoek. Tevens is het is de vraag of leeftijd, stoornis (TOS of D/SH), comorbide stoornissen (ASS en/of ADHD) of het schooltype een rol spelen bij het al dan niet kunnen profiteren van Krachttraining. Ook is er meer inzicht nodig in de componenten van de Krachttraining die tot de gevonden verbetering in sociaal-emotioneel functioneren hebben geleid. Tenslotte is het van belang te weten bij welke sociaal-emotionele problemen Krachttraining niet of onvoldoende werkt.

Een deel van de kinderen had naast Krachttraining ook een ander vorm van hulp, zoals Ambulante Dienstverlening of Ambulante Behandeling binnen Gezinnen. Vanuit het effectonderzoek komen er aanwijzingen dat de Krachttraining tot de verbeteringen heeft geleid, waarbij de interventies elkaar onderling lijken te versterken. De combinatie van interventies heeft hierin mogelijk dus een toegevoegde waarde. Of dit inderdaad zo is, zou verder onderzocht moeten worden.

Conclusie en aanbevelingen

Conclusie en aanbevelingen

Krachttraining wordt door de betrokkenen ervaren als een prettige vorm van behandeling, die leidt tot een verbeterd sociaal-emotioneel functioneren. Dit wordt bevestigd in de effectmetingen beschreven in dit artikel. Voor de behandelpraktijk betekent dit, dat een competentiegerichte en systemische aanpak de voorkeur heeft bij de behandeling van sociaal-emotionele problemen van kinderen en jongeren met TOS of D/SH. Het competentiemodel zoals in dit artikel beschreven vormt hierbij het uitgangspunt. In de behandeling is visualiseren van het behandelaanbod een sleutelwoord, waarbij aansluiting bij de mogelijkheden en de behoeften van het kind en zijn systeem centraal staat. Daarbij is het essentieel om als behandelaar voortdurend af te stemmen met het kind, de ouders, de leerkrachten en andere hulpverleners. Hierdoor ontstaat een constructieve samenwerking, van waaruit het kind en het systeem na afloop van de Krachttraining gezamenlijk verder kunnen werken aan de emotionele competentie, sociale vaardigheden en de communicatieve redzaamheid.

Voor meer informatie over de Krachttraining kan contact worden opgenomen met de auteur.

Literatuur

Broekhof, E., Ketelaar, L., Wiefferink, K., & Rieffe, C. (2013). De ontwikkeling van empathie bij kinderen met gehoorverlies. Van Horen Zeggen, 54(5), 10-13.

Dirks, E., Wiefferink, K., Kef, S., Wenners-Lo-A-Njoe, V., & Uilenburg, N. (2008). Emotioneel welbevinden en sociaal functioneren van kinderen met een auditieve beperking. Van Horen Zeggen, 49(6), 15-18.

Goodman, R. (1997). The Strengths and Difficulties Questionnaire: A Research Note. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 38(5), 581-586.

Isarin, J., Jekeli, I., Hermans, D., & Vissers, C. (2017). Handreiking sociaal-emotionele problematiek bij kinderen en jongeren met een TOS. Sint-Michielsgestel: Koninklijke Kentalis.

Kouwenberg, M. (2013). Social-emotional factors underlying internalizing problems & peer relations in deaf or hard of hearing youth (Proefschrift). Leiden University, Leiden. Lanting, C., Deurloo, J., Wiefferink, K., Uilenburg, N. (2016). Richtlijn vroegtijdige opsporing van gehoorverlies bij kinderen en jongeren. Geraadpleegd in september 2018, https://www.ncj.nl/richtlijnen/alle-richtlijnen/richtlijn/?richtlijn=33&rlpag=1670

Marton, K., Abramoff, B., & Rosenzweig, S. (2004). Social cognition and language in children with specific language impairment (SLI). Journal of Communication Disorders, (38)2, 143-162. https://doi.org/10.1016/j.jcomdis.2004.06.003

Moser, F., & Drenthen, M. (2013). Cognitieve en sociaal-emotionele problemen bij kinderen met specifieke taalstoornissen. In E. Burger, M. van der Wetering, & M. van Weerdenburg (Reds.), Kinderen met specifieke taalstoornissen (2e druk, pp. 71-84). Leuven/Den Haag: Acco.

Muris, P., Meesters, C. & Van den Berg, F. (2003). The Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ): Further evidence for its reliability and validity in a community sample of Dutch children and adolescents. European Child & Adolescent Psychiatry, 12(1), 1-8.

Netten, A., Rieffe, C., Theunissen, S., Soede, W., Dirks, E., Briaire, J., & Frijns, J. (2015). Low empathy in deaf and hard of hearing (pre)adolescents compared to normal hearing controls. PLoS ONE 10(4): e012410. Geraadpleegd op 17 september 2017, van https://doi.org/10.1371/journal.pone.0124102

NJI (2013a). Wat werkt bij cognitieve gedragstherapie? Geraadpleegd tussen 2015 en 2018, van https://www.nji.nl/nl/Databank/Databank-Wat-werkt/Wat-werkt-onderwerpen/Wat-werkt-bij-cognitieve-gedragstherapie

NJI (2013b). Wat werkt bij oplossingsgerichte therapie? Geraadpleegd tussen 2015 en 2018, van https://www.nji.nl/nl/Databank/Databank-Wat-werkt/Wat-werkt-onderwerpen/Wat-werkt-bij-oplossingsgerichte-therapie

NJi (2015-2018). Instrumentbeschrijving van de SDQ. Geraadpleegd tussen 2015 en 2018, van https://www.nji.nl/nl/Databank/Databank-Instrumenten/Zoek-een-instrument/Strengths-and-Difficulties-Questionnaire-(SDQ)

NJI (2017). Wat werkt bij vaktherapie? Geraadpleegd in 2017 en 2018, van https://www.nji.nl/nl/Databank/Databank-Wat-werkt/Wat-werkt-onderwerpen/Wat-werkt-bij-vaktherapie

Rieffe, C. (2010). Emoties móét je leren. (Oratie). Leiden University, Leiden.

Rieffe, C., Kouwenberg, M., Scheper, I., Smit, C., & Wiefferink, K. (2009). Inzicht in eigen emoties bij dove kinderen. Van Horen Zeggen, 50(2), 10-14.

Rieffe, C., Pieper, I., Van den Bedem, N., Wolthuis, K., De Vries, M., & Uilenburg, N. (2014). Kijk mij nou! Participatieve video met dove en slechthorende kinderen om sociaal bewustzijn te bevorderen. Van Horen Zeggen, 55(1), 10-18.

Rieffe, C., Theunissen, S., & Kouwenberg, M. (2012). Depressieve symptomen bij jongeren met gehoorverlies: Samenhang met inzicht in de eigen en andermans emoties. Van Horen Zeggen, 53(3), 10-18.

Slot, W., & Spanjaard, H. (2016). Competentievergroting: Jeugdhulp in tehuizen en dagcentra (4e druk). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.

Spanjaard, H., & Slot, W. (2015a). Ontwikkelingstaken. Geraadpleegd op 12 februari 2018, van http://www.hanspanjaard.nl/ontwikkeling/ontwikkelingstaken/

Spanjaard, H., & Slot, W. (2015b). Tijden veranderen, ontwikkelingstaken ook: Een ‘update’ van het competentiemodel. Kind en Adolescent Praktijk, 14(3), 14-21.

Theunissen, M., De Wolff, M., Van Grieken, A., & Mieloo, C. (2016). Handleiding voor het gebruik van de SDQ binnen de Jeugdgezondheidszorg. Vragenlijst voor het signalering van psychosociale problemen bij 3-17 jarigen. TNO, Leiden.

Van den Bedem, N. (2018). De sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen met taalontwikkelingsstoornissen: Problemen, oorzaken en oplossingen. Universiteit Leiden en Koninklijke Kentalis.Van der Zee, R., & Wiefferink, K. (2012). Kwaliteit van leven van dove en slechthorende jongeren. Van Horen Zeggen, 53(5), 10-18.

Van Widenfelt, B., Goedhart, A., Treffers, P., & Goodman, R. (2003). Dutch version of the strengths and difficulties questionnaire (SDQ). European Child & Adolescent Psychiatry, 12(6), 281-289.

Vugteveen, J., Timmerman, M., De Bildt, A., & De Wolff, M. (2017). Hoe goed signaleert de SDQ problemen bij jongeren? Kind en Adolescent Praktijk, 16(3), 34-36.

Wolters, N. (2013). Social participation of deaf youth in school: Predictors and consequences of acceptance and popularity of deaf early adolescents before and after a major transition (Proefschrift Radboud University Nijmegen). Nijmegen: Koninklijke Kentalis.

Youth in Mind (z.d.). SDQ: Information for researchers and professionals about the Strengths & Difficulties Questionnaires. Geraadpleegd tussen 2015 en 2018, van www.sdqinfo.com

Mariette de Klerk-Verbeek is in 1999 afgestudeerd als ontwikkelingspsycholoog en sinds 2007 is zij kinder- en jeugdgedragstherapeut VGCt. Na 15 jaar gewerkt te hebben binnen de jeugd-GGZ maakte zij in 2015 de overstap naar de Koninklijke Auris Groep. Haar aandachtsgebied is de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en jongeren met een TOS of D/SH. Zij behandelt als Krachttrainer de sociaal-emotionele problemen van deze kinderen en jongeren. Daarnaast houdt Mariette zich bezig met het (door)ontwikkelen van behandelingen, methodes en producten en ze geeft binnen het Cursuscentrum van Auris nascholing aan interne en externe professionals. Mariette werkt in Regio Zuid op de locaties van Auris in Goes en Bergen op Zoom.

Contactinformatie: m.de.klerk@auris.nl