ASS of TOS – Ingrid Feiter, Juliane Cuperus en Constance Vissers (Koninklijke Kentalis)
In de klinische praktijk is er veel vraag naar testen die onderscheid kunnen maken tussen TOS en ASS. Deze twee neurobiologische stoornissen hebben veelal dezelfde symptomen en komen vaak comorbide voor. Ondanks vele overeenkomsten (zie verder), zijn er duidelijke verschillen tussen beide stoornissen. Kinderen met een TOS laten bijvoorbeeld nooit repeterend of compulsief gedrag zien, terwijl dit kenmerkend is voor ASS. In haar lezing onderscheidt Ingrid Feiter sociale communicatieve taalvaardigheden van pragmatische taalvaardigheden. Het is niet eenvoudig om kinderen met TOS en ASS op basis van communicatieve taalvaardigheden (zoals oogcontact) te differentiëren, omdat beide groepen hier afwijkend gedrag vertonen. Dit was een van de redenen van het Kentalis-onderzoeksteam om naar de verschillen in pragmatische taalvaardigheid tussen kinderen met een normale taalontwikkeling, kinderen met TOS en kinderen met ASS te kijken. Aan de hand van de MAIN (Multilingual Assessment Instrument for Narratives; 3-10 jaar) werden de narratieve vaardigheden van de drie groepen kinderen tussen de 8 en 12 jaar in kaart gebracht. De resultaten lieten zien dat de kinderen met TOS uitvielen op het (na)vertellen van verhalen en bij het omschrijven van de emoties en perceptie van de personen in het verhaal. Er werd geen bewijs gevonden dat de narratieve vaardigheden van kinderen met ASS slechter zijn dan die van kinderen met een normale taalontwikkeling. De resultaten zijn veelbelovend en het lijkt er dus op dat het in kaart brengen van de pragmatische taalvaardigheden kan helpen bij het differentiëren tussen TOS en ASS.
Dyslexie of TOS - Barry de Groot (Rijksuniversiteit Groningen)
Verschillend onderzoek wijst uit dat een TOS in veel gevallen samengaat met ernstige leesproblematiek. In het Dyslexie Plus Project heeft Barry de Groot kinderen met dyslexie, kinderen met TOS en kinderen met dyslexie én TOS tussen 7 en 14 jaar onderzocht. Om technisch te leren lezen zijn fonologische verwerking en visuele aandacht van belang. De Groot heeft gekeken naar de verschillen en overeenkomsten in fonologische verwerking en visuele aandacht tussen kinderen met dyslexie, kinderen met TOS en kinderen met zowel dyslexie als TOS. Het niveau van fonologische verwerking werd door middel van twee taken in kaart gebracht: een taak voor fonemische analysevaardigheid en een taak continu benoemen. De laatste taak, continu benoemen, bleek het beste om te differentiëren tussen kinderen met dyslexie en kinderen met TOS zonder dyslexie. In de continu benoemtaak moesten de kinderen zo snel mogelijk een reeks cijfers of letters benoemen. De kinderen met dyslexie waren significant langzamer in het benoemen dan de kinderen met TOS. Naast fonologische verwerking, onderzocht De Groot in een andere studie welke rol visuele aandacht speelt bij het technisch lezen.
Visuele aandacht werd ook aan de hand van twee taken gemeten: er werd gebruik gemaakt van een taak voor selectieve aandacht en een taak voor aandachtsoriëntatie. De taak selectieve aandacht bleek het beste om te differentiëren tussen kinderen met dyslexie én TOS en kinderen met dyslexie, zonder TOS. Bij deze taak moesten de kinderen letters herkennen binnen een reeks cijfers. De kinderen met dyslexie én TOS waren significant slechter in het richten van de aandacht op de letters dan de kinderen met alleen dyslexie. Het onderzoek van Barry laat dus zien dat met name een taak voor continu benoemen en een taak voor visuele aandacht waardevol zijn om kinderen met dyslexie en TOS te differentiëren.