Resultaten en discussie
Uit de analyses blijkt dat FF Luisteren een significant positief effect heeft gehad op alle vier de domeinen (kennis van gehoorverlies en apparatuur, omgaan met slechthorendheid, zelfbeeld en sociaal handelen). De scores op de vragenlijsten worden weergegeven in Tabel 1 en 2. Tabel 1 geeft de korte termijneffecten op de verschillende domeinen weer. In Tabel 2 staan de lange termijneffecten vermeld.
De effecten worden echter soms alleen door ouders gezien en soms alleen door de kinderen of de leerkrachten. Dit wordt per domein aangegeven. Ook zijn sommige effecten enkel op korte termijn of juist op lange termijn zichtbaar.
Domein 1: kennis van gehoorverlies en apparatuur
De kennis van de kinderen over hun gehoorverlies en apparatuur is volgens hun ouders groter na het werken met FF Luisteren. Hieronder valt kennis over de werking van een hoorhulpmiddel en waarom ze daar beter mee horen, maar ook kennis van het toon- en spraakaudiogram en welke geluiden of klanken ze wel of niet kunnen horen. Dit geldt niet alleen direct na het werken met het werkboek, maar ook op de lange termijn, drie maanden later. Ouders gaven hierbij aan dat FF Luisteren zorgde voor een stuk bewustwording.
Ouders: “Daar waren wij ons niet bewust van, dat hij wel eens kon denken dat het (gehoorverlies) beter kon worden"De open kennisvragen die door de kinderen zijn beantwoord lieten eveneens zien dat de kennis van de kinderen is toegenomen. Drie onderzoekers (RH, NW en EG) hebben de antwoorden op de open vragen gescoord. Er werd een cijfer van 0, 1, 2, 3 toegekend waarbij 0 geen of incorrect antwoord betekende en 3 uitgebreid en correct antwoord. Direct na de interventie was de gemiddelde score op deze items 0,83 hoger dan de scores op de voormeting. De kennis bleef aanwezig wat blijkt uit een gemiddelde verschilscore van 0,83 tussen de voormeting en de follow up die ongeveer drie maanden na de interventie plaatsvond. De kinderen gaven over het algemeen uitgebreider en/of meer adequaat antwoord op de kennisvragen. Dit wordt geïllustreerd met het voorbeeld in het onderstaande kader met een vraag over het CI. Bij de vraag hoe solo-apparatuur werkt, werd dezelfde antwoordtendens gezien, waarbij kinderen na de interventie de onderdelen van de solo-apparatuur en het uiteindelijke doel ervan beter beschreven.
Weet jij hoe jouw hoortoestel/CI werkt?
Voor: “Niet echt heel goed”
Na: “Ja er zitten microfoontjes op mijn CI’s die geven het door aan de zendspoel en dan komt het door naar de binnenste spoel. En dan gaat het met de elektroden naar het slakkenhuis en dan naar je hersenen. En zo kun je horen.”
Het grootste verschil in kwaliteit van de antwoorden werd gezien bij de vragen over het toonaudiogram en het spraakaudiogram. Het overgrote deel van de deelnemende kinderen (72%) bleek voor de interventie niet te weten wat een toonaudiogram is. Bijna geen enkel kind kende de betekenis of functie van het spraakaudiogram. Na afloop van de interventie kon het overgrote deel van de kinderen op deze vragen een (enigszins) correct antwoord geven.
Kind: “Ah, dus dit hoor ik niet.”
De antwoorden op de vragen “Welke geluiden kun je wel en niet horen?” en “Welke klanken kun je wel en niet horen?”, bleken moeilijk te beoordelen, gezien de diversiteit in door de kinderen genoemde voorbeelden; er waren geen duidelijke verschillen tussen de antwoorden in de voor- en nameting.
De kennis van de kinderen is tot slot ook beoordeeld door de leerkrachten. Volgens hen zijn de kinderen niet vooruit gegaan in hun kennis. De leerkrachten gaven echter vaak al bij de eerste meting (dus voordat de kinderen met het werkboek aan de slag gingen) aan, dat de kinderen reeds beschikten over kennis van de werking van hun hoorhulpmiddel en algemene kennis over hun gehoorverlies. De gemiddelde score van de kinderen lag hierdoor voor de interventie al hoog, waardoor er een plafondeffect optrad en er nauwelijks groei mogelijk was in de nametingen. Gezien de resultaten op de kennisvragen lijkt de boordeling van kennis door de leerkrachten echter een overschatting.
Samengevat is de kennis over het gehoorverlies en apparatuur bij kinderen na FF Luisteren toegenomen, volgens de kinderen zelf en volgens de ouders. Leerkrachten zien deze positieve verandering niet, maar mogelijk hebben zij de aanwezige kennis bij de kinderen voorafgaand aan de interventie overschat.