Ga naar hoofdcontent Ga naar de hoofdnavigatie
"In onderzoek moeten we meer gaan kijken naar individuele ontwikkeling"
Deel dit artikel

"In onderzoek moeten we meer gaan kijken naar individuele ontwikkeling"

Interview met Bernadette Vermeij

26 juli 2024 - Leestijd 15 - 20 minuten

Op 24 januari 2024 verdedigde VHZ-collega Bernadette Vermeij (NSDSK) haar proefschrift over de variatie in taalontwikkeling bij jonge kinderen met een vermoeden van TOS. Zij onderzocht deze ontwikkeling tijdens de behandeling. VHZ-online vroeg haar naar de belangrijkste bevindingen. Wat levert de vroege interventie op een behandelgroep op?

page.header_image.alt

Foto: NSDSK

Introductie

Vermeij onderzocht de taalontwikkeling van kinderen met een vermoeden van TOS tijdens de behandeling. Kinderen kunnen al vanaf de leeftijd van twee jaar terecht op een peuterbehandelgroep. Daar spelen kinderen in kleine groepjes onder begeleiding van deskundige professionals. De pedagogisch behandelaren en logopedisten gebruiken onder andere taalstimulerende technieken en visuele ondersteuning.

Halen kinderen hun taalachterstand in? Vermeij laat zien dat peuters als groep vooruitgaan op alle taalmaten na een periode van gemiddeld negen maanden. Dat zijn taalmaten voor woordontwikkeling (woordbegrip en woordproductie) en zinsontwikkeling (zinsbegrip en zinsproductie), die standaard worden afgenomen om de ontwikkeling van de kinderen tijdens de behandeling te monitoren.

Vermeij benadrukt wel dat het om een heterogene groep kinderen gaat. “Daarom is het niet voldoende om alleen naar een groepsgemiddelde te kijken. In onderzoek moeten we meer gaan kijken naar individuele ontwikkeling. Ik vond dat de groep als geheel significant vooruitgaat op alle domeinen. Maar dat zegt niets over hoeveel individuele kinderen met een vermoeden van TOS echt betrouwbaar vooruitgaan op een domein. In drie van de vier domeinen was dit namelijk minder dan de helft.” De meeste kinderen ontwikkelden zich dus in hetzelfde tempo als kinderen zonder TOS. “Maar dat is ook een waardevol resultaat, want hun achterstand is dus niet nog groter geworden.”

Foto: Bernadette Vermeij

Foto: Bernadette Vermeij

Aandacht voor zinsontwikkeling

Aandacht voor zinsontwikkeling

Op individueel niveau gaan kinderen vooral vooruit op de woordproductie. Het woordbegrip gaat vooruit bij kinderen die dat nodig hebben; de kinderen met lage scores bij aanvang. De kinderen gaan minder vooruit op de zinsproductie. Volgens Vermeij ligt dat in de lijn der verwachting: “Om zinnen te maken heeft een kind eerst woorden nodig. De woordenschat zou dus eerst moeten groeien, voor je iets in zinsbouw kunt verwachten. Het is daarnaast ook mogelijk dat de problemen in zinsontwikkeling hardnekkig zijn, dat zien we ook bij oudere kinderen met TOS.”

Het is volgens Vermeij interessant om te onderzoeken of er in de interventie nog meer aandacht voor zinsontwikkeling nodig is. Onderzoek zoals ZINspelen is hier ook op gericht. Behandelaren kunnen de zinsontwikkeling stimuleren door zinsconstructies vaak aan te bieden in verschillende contexten, om impliciet leren te stimuleren. “Technieken als recasten en focused stimulation worden al gebruikt, maar misschien is er meer nodig om de zinsontwikkeling vooruit te brengen”, zegt Vermeij. “Mogelijk moeten we nog wel vaker bepaalde constructies aanbieden met voldoende variatie in verschillende contexten.”

Kinderen met begripsproblemen gingen minder snel vooruit. De begripsproblemen drukken mogelijk de ontwikkeling van de woordproductie en de zinsproductie. Heeft deze groep een andere aanpak nodig? “Het zou kunnen dat zij bijvoorbeeld nog meer visuele ondersteuning nodig hebben. Voor behandelaren kan het in ieder geval waardevol zijn om te weten dat begripsproblemen deze invloed hebben, zodat professionals er tijdens de behandeling rekening mee kunnen houden.”

Taal en gedrag

Taal en gedrag

Vermeij onderzocht ook de relatie tussen taalproblemen en gedragsproblemen (gemeten met een vragenlijst). Ze vond relaties tussen verschillende taaldomeinen en gedrag, maar sommige relaties waren onverwacht. Kinderen met internaliserende gedragsproblemen hadden bijvoorbeeld een iets grotere expressieve woordenschat. “Dit vonden andere onderzoekers, zoals Lisa Verbeek bij Kentalis, ook. We lijken hier iets op het spoor te zijn. Misschien hebben deze kinderen last van meer teruggetrokken gedrag of zijn ze meer teneergeslagen, omdat ze wel de woorden kennen maar er geen zinnen mee kunnen maken.”

Vermeij maakt wel een belangrijke kanttekening: “Er waren niet veel kinderen met flinke gedragsproblemen. De scores op de vragenlijst (CBCL) zijn bij sommige kinderen wel verhoogd, maar bij de meesten vallen ze maar net in het klinische gebied. Kinderen met ernstige gedragsproblemen worden waarschijnlijk niet verwezen naar de behandelgroep. Mogelijk worden de gedragsproblemen sterker als ze naar school gaan en de omgeving communicatief meer van hen vraagt. Je zou deze kinderen graag langer willen volgen. Dat gebeurt nu gelukkig in het Taal in Zicht-project.” 

Stress bij ouders

Stress bij ouders

Een bevinding was ook dat opvoedingsbelasting bij ouders vooral samenhangt met de gedragsproblemen van hun kind, niet met de taalproblemen. Hoe meer gedragsproblemen, hoe meer stress bij ouders. Andere onderzoekers vinden soms wel een relatie tussen opvoedingsbelasting en taalproblemen.

De meeste kinderen ontwikkelden zich in hetzelfde tempo als kinderen zonder TOS, hun achterstand is dus niet groter geworden

De verschillende bevindingen zijn mogelijk te wijten aan verschillende manieren waarop opvoedingsstress gemeten wordt. “We hebben opvoedingsbelasting breed gemeten. Maar hebben de zorgen van ouders vooral betrekking op de taal van hun kind of is de stress meer van algemene aard? Dat wil je als behandelaar wel weten.”

Het is volgens Vermeij belangrijk dat behandelaren rekening houden met opvoedingsbelasting: “Wat kan ik verwachten van de ouder? De rol van ouders in de behandeling kan tijdens de behandeling ook veranderen. Soms ervaren ouders bijvoorbeeld bij de start minder ruimte om mee te denken, terwijl ze gaandeweg zich sterker voelen om mee te denken in de behandeling of cursussen te volgen. Het is belangrijk om hier met ouders over in gesprek te gaan." 

Data uit de praktijk

Data uit de praktijk

Vermeij vindt tenslotte aanwijzingen dat kinderen die vroeg starten (onder de leeftijd van drie jaar) meer vooruitgaan dan kinderen die later starten. “De kinderen die vroeg starten hebben echter ook een langere behandelduur. Of het komt door die langere behandelduur, of omdat ze bijvoorbeeld jonger zijn bij start en de problemen daardoor minder ingesleten zijn weten we niet. Wel zagen we dat het niet lijkt te komen doordat er in de jongste groep meer ‘late talkers’ zitten.”
Het is heel waardevol om onderzoek te doen met data uit de praktijk

Vermeij realiseert zich dat ze dit onderzoek nooit had kunnen doen zonder de ROM (Routine Outcome Monitoring) data; de data die tijdens de behandeling door de professionals verzameld zijn. "Het is heel waardevol dat je op deze manier kunt kijken naar data uit de praktijk, waardoor we informatie over een grote groep kinderen kunnen verzamelen. Deze data zijn nooit helemaal volledig en er is variatie in de momenten waarop de testen zijn afgenomen. Maar onderzoek met perfecte inclusiecriteria heeft ook nadelen. Het staat verder af van de klinische praktijk en heeft vaak kleinere aantallen kinderen en homogeen gemaakte groepen. ROM-data zijn de praktijkdata, getest door mensen die de kinderen kennen."

Tot slot wil Vermeij nog benadrukken dat het volgen van de ontwikkeling van de kinderen zowel voor de praktijk als voor onderzoek van belang is. “Enerzijds kunnen professionals de ontwikkeling op de voet volgen en de behandeling evalueren en bijsturen als dat nodig is. Anderzijds kunnen we de ontwikkeling van kinderen verder bestuderen, om met nieuw onderzoek nieuwe kenmerken, patronen, of individuele verschillen te ontdekken, met als doel de behandeling weer te verbeteren. Op deze manier kunnen kinderen met TOS de behandeling krijgen die ze verdienen."

Proefschrift en magazine

Proefschriftmagazine

Bernadette Vermeij publiceerde een proefschriftmagazine, waarin ze vertelt wat ze heeft gedaan, waarom en wat de belangrijkste bevindingen zijn. U kunt dit magazine hier vinden. Delen uit de tekst hierboven zijn afkomstig uit dit proefschrift magazine.

Het proefschrift zelf kunt u hier downloaden: Variation in language development of children with presumed Developmental Language Disorder during early intervention (ru.nl)