Als andere 'beroemde' auteurs uit die beginjaren treffen we de namen aan van A. van Voorthuysen (Het bijzondere van het buitengewoon onderwijs, 1933), Mgr. Hermus (St. Augustinus en de Doofstommen, 1935), Prof. H. Burger (Dove chauffeurs, 1937), W. Bladergroen (De betekenis van de lichamelijke opvoeding voor de ontwikkeling van het zintuiglijk gestoorde kind, 1949), L.W. Hildernisse, (Enkele resultaten van het hooronderzoek bij doofstomme en slechthorende kinderen, 1951), Dr. Ir. H. Mol (Moderne richtingen in het spraakonderzoek, 1952), Drs. W.E. Vliegenthart (Het onderwijs voor doven en verdere psychische afwijkingen, 1954), Drs. B. Tervoort (Hebben en Zijn, 1955).
Waar nog meer over werd geschreven? Tewerkstelling van doofstommen in land- en tuinbouw (1932), Psychologische gang van het ontstommingsproces, (1933), Sterilisatie (1934), Waar de onvolwaardige het van de volwaardige wint (1935), De surdophone (1937), Doofstommes in Suid-Africa ( 1938), Over de noodzakelijkheid van geschikte tests voor doofstommen (1939), Visuele com- pensatie (1948), Over het gebruik van gebaren in voorschool en lagere klassen (1954), Een dove in de horende wereld (1956), De keuze tussen slechthorenden- en doofstommenonderwijs (1957), Moet hometraining uitgaan van de school of van het audiologisch centrum? (1958), Waarvoor moeten we onze dove kinderen opvoeden: voor de horende maatschappij of voor de dovenclubs (1959.) Zoals u ziet zijn sommige onderwerpen nog immer actueel, al zijn ze veertig jaar of langer geleden in artikelvorm verschenen. Inhoudelijk wordt er inmiddels een ander invulling aan gegeven.