Ga naar hoofdcontent Ga naar de hoofdnavigatie
40 jaar Van Horen Zeggen in ontwikkeling
Deel dit artikel

40 jaar Van Horen Zeggen in ontwikkeling

12 juni 1999 - Leestijd 10 - 20 minuten

In 1999 staat de redactie van Van Horen Zeggen stil bij 40 jaar ontwikkelingen. Het is immers het thema van het bijzondere jubileumnummer dat in juni van 1999 uitkomt. Wanneer we kijken naar hoe het tijdschrift zich heeft ontwikkeld en we gaan grasduinen in het archief, komen we allerhande interessante, vermakelijke en zelfs bedenkelijke zaken tegen. Wij willen u die niet onthouden en zullen aan de hand van de historie van het tijdschrift een aantal kenmerkende ontwikkelingen naar voren proberen te brengen. Rode draad daarbij vormen de naam- en vormgeving van het tijdschrift.

page.header_image.alt

Tijdschrift-voor het Doofstommenonderwijs

Tijdschrift-voor het Doofstommenonderwijs

Van Horen Zeggen beleeft nu weliswaar zijn veertigste jaargang; zijn ontstaansgeschiedenis is echter al veel ouder. In 1928 verscheen de eerste jaargang van zijn voorloper: het Tijdschrift voor het Doofstommenonderwijs. Het was in die tijd kennelijk gebruikelijk een handicap bij zijn naam te noemen. Het heeft tot 1959 geduurd tot doven niet langer voor stom werden aangezien en het blad een andere richting nam. Dat had te maken met ontwikkelingen binnen het slechthorendenonderwijs. Maar daarover later meer.

Het openingsnummer werd praktisch geheel gewijd aan Henri Daniël Guyot. Uiteraard zou je bijna zeggen. Nog altijd geldt H.D. Guyot als een van de grondleggers van niet alleen het onderwijs aan doven, maar gaven zijn betrokkenheid en inzichten ook ruimte aan het anders denken over medemensen met een handicap en de (on) mogelijkheden tot ontwikkeling die dat met zich meebracht. In 1940 werd een artikel geplaatst ter gelegenheid van het honderdvijftigjarig bestaan van het Instituut in Groningen.

Ook in 1940 duikt voor het eerst de naam op van A. van Uden, Pr (nog geen Dr.!) Zijn eerste artikel handelt over het onderwijssysteem in St- Michielsgestel. Er zouden nog veel publicaties van zijn hand verschijnen. Ook was hij in de beginjaren van het tijdschrift lid van de redactie.

Een ander interessant feit waar aandacht aan werd besteed: In het meinummer van 1948 publiceerde C. Timmer, toenmalig directeur van Effatha, enkele statistische gegevens. Het was hem opgevallen dat in het jaar 1941 het aantal doof geboren kinderen, voor welke enkele jaren later plaatsing werd gevraagd in zijn Instituut, veel en veel groter was dan in voorafgaande en volgende jaren. Een onderzoek door hem ingesteld bij de verschillende doofstommeninstituten, bracht aan het licht dat het jaar 1941 ongeveer het dubbele aantal leerlingen opleverde, vergeleken met andere jaren. Deze belangrijke stijging van het aantal doofgeborenen bleek samen te hangen met een zeer uitgebreide epidemie van rode hond. De relatie tussen rode hond en o.a. doofheid was tussen '40 en '45 ontdekt door de Australische oogarts Gregg.

Tijdschrift voor Doofstommenonderwijs

Tijdschrift voor Doofstommenonderwijs

Tijdschrift voor doofstommenonderwijs 2

Als andere 'beroemde' auteurs uit die beginjaren treffen we de namen aan van A. van Voorthuysen (Het bijzondere van het buitengewoon onderwijs, 1933), Mgr. Hermus (St. Augustinus en de Doofstommen, 1935), Prof. H. Burger (Dove chauffeurs, 1937), W. Bladergroen (De betekenis van de lichamelijke opvoeding voor de ontwikkeling van het zintuiglijk gestoorde kind, 1949), L.W. Hildernisse, (Enkele resultaten van het hooronderzoek bij doofstomme en slechthorende kinderen, 1951), Dr. Ir. H. Mol (Moderne richtingen in het spraakonderzoek, 1952), Drs. W.E. Vliegenthart (Het onderwijs voor doven en verdere psychische afwijkingen, 1954), Drs. B. Tervoort (Hebben en Zijn, 1955).

Waar nog meer over werd geschreven? Tewerkstelling van doofstommen in land- en tuinbouw (1932), Psychologische gang van het ontstommingsproces, (1933), Sterilisatie (1934), Waar de onvolwaardige het van de volwaardige wint (1935), De surdophone (1937), Doofstommes in Suid-Africa ( 1938), Over de noodzakelijkheid van geschikte tests voor doofstommen (1939), Visuele com- pensatie (1948), Over het gebruik van gebaren in voorschool en lagere klassen (1954), Een dove in de horende wereld (1956), De keuze tussen slechthorenden- en doofstommenonderwijs (1957), Moet hometraining uitgaan van de school of van het audiologisch centrum? (1958), Waarvoor moeten we onze dove kinderen opvoeden: voor de horende maatschappij of voor de dovenclubs (1959.) Zoals u ziet zijn sommige onderwerpen nog immer actueel, al zijn ze veertig jaar of langer geleden in artikelvorm verschenen. Inhoudelijk wordt er inmiddels een ander invulling aan gegeven.

het gehoorgestoorde kind 1964 nummer 6

het gehoorgestoorde kind 1964 nummer 6

Het Gehoorgestoorde kind

Het Gehoorgestoorde Kind

Na de oprichting van de Vereniging ter Bevordering van het Onderwijs aan Slechthorende en Spraakgebrekkige kinderen in Nederland (VeBOSS) kwam er behoefte aan verandering van het tijdschrift. Samen met de Vereniging ter Bevordering van het Doofstommenonderwijs in Nederland werd een nieuwe vorm gekozen. Dit werd "Het Gehoorgestoorde Kind". De eerste jaargang verscheen in 1960. Over de keuze van de naam kunnen we citeren uit het jaarverslag van de VeBOSS.

het gehoorgestoorde kind 1965 nummer 1

het gehoorgestoorde kind 1965 nummer 1

Het Gehoorgestoorde Kind 2

Voor de naamgeving van het tijdschrift werd voor de leden van beide verenigingen een prijsvraag uitgeschreven. Degene, wiens inzending werd uitgekozen, zou een boekenbon ter waarde van vijftig gulden ontvangen. Er kwamen veel inzendingen binnen (....). Op 8 januari 1960 werd in Den Haag een juryvergadering gehouden. Op deze vergadering bleek dat het ook voor een jury een moeilijke opgave kan zijn om met een unaniem voorstel te komen. Immers, de stemmen staakten betreffende de volgende namen: "Surdus Loquens" en "Horen, spreken, taal". Beide besturen moesten toen een beslissing nemen. De besturen van beide verenigingen en de jury kwamen daarom op 7 maart 1960 te Amersfoort bijeen. Geen van beide besturen was enthousiast over de door de jury voorgestelde titels, waarna alle inzendingen weer werden afgewogen en men tenslotte overeenstemming bereikte over de naam "Het Gehoorgestoorde Kind". Onder deze titel, voorzien van een symbolische tekening, verscheen het tijdschrift voor de eerste maal op 1 april 1960. Deze naam was een voorstel, ingediend door de heer A. van Uden (Sint Michielsgestel).

De stap van 'doofstom' naar 'gehoorgestoord' was een wezenlijke. Het symboliseerde een andere kijk op de hoorhandicap en op de benadering van de gehandicapte. Dat we nu ook absoluut niet meer willen spreken van gestoordheid, maar wel van een stoornis heeft niet alleen te maken met veranderend taalgebruik. De nieuwe omslag hield het niet lang vol. Jaargang 6 in 1965 kwam uit met een fonkelnieuwe cover. Velen hadden zich 'gestoord' aan met name de tekening, die een nogal 'rooms-katholiek' karakter had. Er werd gekozen voor een toepasselijke stemvork. Maar ook de naam van het tijdschrift riep kritiek op. De cynische ingezonden brief van H. Weber uit het augustusnummer van 1965 wil ik u niet onthouden: er diende zich een nieuwe tijd aan!

Ingezonden brief van H.Weber

'Is een hele verbetering. De oude was totaal onwetenschappelijk, met dat kind en die zon en die beesten. Je zou denken dat het leven een lolletje was! Deze omslag is tenminste een bijdrage tot de orthopedagogiek en aanverwante artikelen: vóór alles zijn ze GESTOORD. Waarmee ze staan in de rij van de gezichtsGESTOORDE mens (met bril), de kauwGESTOORDE mens (met vals gebit), de houdingsGESTOORDE mens (met steunzool en corset) en nog zo'n paar GESTOORDEN die hier of daar wat mankeren.

Want dat is wat deze omslag vooral duidelijk wil maken: dat ze gestoord zijn. Heel fijntjes. En wij maar met z'n allen proberen om ze in de samenleving een volwaardige plaats te doen innemen. Net als die andere gestoorden, waarvan sommigen het zelfs tot orthopedagoog gebracht hebben. Hoe dat kon? Omdat de mens in de samenleving beoordeeld wordt naar dat wat hij wél kan en wél doet, dus naar zijn positieve verrichtingen. Het interesseert toch niemand dat Sjoukje Dijkstra zo slecht schaakt, dat Euwe niet goed kan zwemmen en dat de werkster op school zo'n slechte stenotypiste is.

Die nieuwe omslag is dan ook alleen maar negatief, ondanks alle verklaringen van de symbolieken. Is dat "gestoord" zo belangrijk? Zeker, maar het belangrijkste, het "kind", bungelt er achteraan. En dat kind willen we ergens brengen, in positieve zin. We hebben dan ook meer bewondering voor een Engels blad: een paar silhouetjes van kinderen, die een ladder opklimmen, met boven aan het woord "talk". Daarmee zijn meteen doel en aard van het werk aangegeven.

Dat "gestoord" is de verdienste van de arts die het vastgesteld heeft. Dat is het minste. Maar dan begint het werk pas. Daarbij inbegrepen het geven van zoveel zelfvertrouwen, dat de gehoorgestoorde de goedhorende als volwaardige partner tegemoet durft te treden. Maar laat uw verenigingsblad dan niet op uw tafeltje liggen, waar het ze tegemoet schreeuwt dat ze gestoord zijn. Als ze nog niet doordrongen zijn van hun eigen tekort, zullen de orthopedagogische ontwerpers ze dat wel even flink duidelijk maken. En dat maakt leerlingen en leerkrachten het werken zo makkelijk. Mooi etiket hoor, die nieuwe omslag. Voor orthopedagogen en .......kinderen. Behalve dan voor degenen die zich met spraakgebrekkigen bezighouden, want die horen er kennelijk niet bij. Echt een verenigingsblad.

Proficiat, redactie, met deze vondst.'

Het gehoorgestoorde kind 3

De gevraagde aandacht voor de groep spraakgebrekkigen was uiteraard terecht en zou later ook in de naam van de vereniging worden opgenomen. Maar ook hierin zagen we een vergaand eufemisme ontstaan: van 'spraakgebrekkigen' werd het 'spraaktaalproblemen en via 'spraaktaalmoeilijkheden naar het uiteindelijke auditief en communicatief beperkt zijn.

Ook P.J. Evertse was een graag gelezen auteur. In 1963 beschreef hij in een aantal delen de geschiedenis van het onderwijs aan slechthorende en spraakgebrekkige kinderen in Nederland. In het kader van toelatingscriteria en de nu sterk verbeterde medische en audiologische behandeling is de volgende passage een lust voor het 'oor'.

Citaat van P.J.Evertse

'Aan het slot van mijn vorige artikel zijn de regels van toelating opgenoemd voor de drie bestaande scholen. In aansluiting hierop is het de moeite waard mede te delen, dat de scholen in die jaren voor een groot percentage, 30 à 40% bevolkt waren door kinderen, die leden aan zeer ernstige middenoorontstekingen. Deze leerlingen werden vrij gemakkelijk aan de zorgen van deze scholen toevertrouwd, omdat het oorlijden zo erg was, dat de kinderen vele malen per week naar de polikliniek moesten om hun oren te laten schoonmaken en nazien door een oorarts. Dat betekende echter, dat de kinderen die gewoon lager onderwijs bezochten, enige malen per week gedurende vele uren de school moesten verzuimen. Ze brachten zeer lange wachttijden door in de overvolle wachtkamers der poliklinieken. Dit bracht veel narigheden voor de kinderen mee en veel schoolverzuim. Wanneer deze ouders dan ook door de schoolarts werden gewezen op de mogelijkheid van plaatsing op een school voor slechthorenden, waar deze bezwaren niet bestonden, dan hadden de meeste dezer ouders daar wel oren naar. De scholen voor slechthorende kinderen boden deze kinderen regelmatig toezicht en controle van de aan deze instellingen verbonden oorartsen. Een gediplomeerd verpleegster, die iedere dag aanwezig was, maakte op advies van en onder verantwoordelijkheid van deze medicus de oren schoon en droog. Alle maatregelen die moesten worden genomen om deze oorontstekingen tot stilstand te brengen, werden getroffen. Deze leerlingen hadden echter vaak zoveel last van deze aandoening, dat elke dag in iedere klas enige leerlingen bij de onderwijzer of onderwijzeres kwamen met de mededeling "Juffrouw" of "Meneer, m'n oor loopt". En inderdaad zag men dan de "pus" langs de onderkaak uit het oor lopen. Op de tafel stond een pot met steriele watten, waaruit het kind dan een flink stuk mocht nemen om het oor of beide oren schoon en droog te maken.

Het was zo erg, dat men de klas binnenkomend dadelijk onaangenaam getroffen werd door de doordringende stank van deze afscheidingsproducten. En hardnekkig dat in die jaren deze middenoorontstekingen waren! Het duurde meestal heel lang voordat men enige verbetering ging bespeuren. Sommigen waren zo ernstig, dat het proces niet tot stilstand was te brengen. Dan werd de patiënt opgenomen voor de zogenaamde radicaal operatie. Vaak echter bracht ook deze operatie niet het gewenste resultaat. Ze was bovendien in sommige gevallen nog oorzaak van een scheef gezicht, omdat tijdens de operatie de aangezichtszenuw was beschadigd.Waar men destijds de middenoorontstekingen rekende tot de zogenaamde pauperziekten, kan men begrijpen, uit welke laag der bevolking vele leerlingen der drie scholen afkomstig waren.'

HET GEHOORGESTOORDE KIND 1978

HET GEHOORGESTOORDE KIND 1978

Het gehoorgestoorde kind 4

Er ging bij het inhoud geven aan het tijdschrift aandacht uit naar allerlei onderwerpen. Wat dacht u van een artikel van Van Uden uit dezelfde jaargang (1963) met als titel: Sportresultaten van horenden en doven, deel 2. Daarin heeft hij een vergelijkend onderzoek beschreven naar de resultaten op de Olympische Spelen van Helsinki voor doven in 1961 en de prestaties van de Nederlandse kampioenen in die tijd. Die resultaten had hij opgevraagd bij het Nederlands Olympisch Comité. Er bleek dat doven een gemiddelde achterstand hadden van 16%! De grootste verschillen vond hij bij het discuswerpen (287c), maar met de hink-stapsprong presteerden doven 1% beter! Wellicht hebben doven betere been- dan armspieren of gaan doven toch al hinkend door het leven?

Het gehoorgestoorde kind 5

Natuurlijk heeft het tijdschrift ook moeilijke tijden meegemaakt. Kwesties als beschikbaarheid van kopij en redactieleden is kennelijk van alle tijden. Ook de band met de lezersgroep is vaak ter sprake gekomen. De groep scholen voor slechthorenden en kinderen met spraaktaalmoeilijkheden groeide en daarmee het aantal personeelsleden en dus ook abonnees. Er kwam kritiek. Men vond de inhoud te wetenschappelijk en te weinig op de praktijk gericht. Het tijdschrift verscheen onregelmatig en met steeds grotere tussenpozen. Het werd dus in 1974 tijd voor een nieuwe start. Met een tweehoofdige hoofdredactie (Broeder Marcus van Veen en Dhr. Geilleit), frisse ideeën en een nieuwe omslag werd begonnen aan de nieuwe jaargang. De goede voornemens werden gepubliceerd: spreiding van taken over meerdere personen, als redactie verantwoording nemen voor de inhoud, vaste verschijningsdata hanteren, attenter zijn op kandidaat schrijvers en het invoeren van een redactionele kolom. Het formaat veranderde en er werd over twee kolommen gedrukt. De omslag vertoonde een gestileerde geluidsgolf. De naam bleef echter bestaan!

Van Horen Zeggen 1979

VAN HOREN ZEGGEN 1979

Van Horen Zeggen

Van Horen Zeggen

In 1978 was het zo ver. De negentiende jaargang. Weer een nieuwe omslag. De vertrouwde naam "Het Gehoorgestoorde Kind" was verdwenen; "Van Horen Zeggen" kwam ervoor in de plaats. Deze naam werd door de beide besturen uit een voordracht van een aantal namen gekozen, omdat daardoor beter tot uitdrukking werd gebracht dat we bij ons werk niet alleen te maken hadden met gehoor-, maar ook met spraakgestoorde kinderen. In het verslag van de ledenvergadering van de VeBOSS werd echter een minder nobele reden voor deze wijziging vermeld: de omslagen waren gewoon op!

Ook verscheen de scholenlijst op de binnenkant van het achterplat: misschien nog steeds wel één van de meest gelezen pagina's van het tijdschrift!

 

Van Horen Zeggen 1983 nummer 1

Van Horen Zeggen 1983 nummer 1

Van Horen Zeggen 1983

De abonnementsprijs bedroeg 24 gulden per jaar; losse nummers 6 gulden. Dan zijn wij nu, ruim twintig jaar later, met 30 gulden c.q. 7 gulden 50 cent niet echt met de conjunctuur meegegaan. Onze huidige prijs was al in 1983 vastgesteld. U betaalt dus al 15 jaar hetzelfde bedrag voor dit kwaliteitsproduct!

Een nieuwe prijs in 1983 betekende natuurlijk (u raadt het al) een nieuwe omslag. Men vond het golfmotief niet meer van deze tijd. Bovendien was het een slap aftreksel geworden van de eerdere zwart-wit versie. Er was wederom een prijsvraag aan verbonden en ook hier weer een prijs van vijftig gulden beschikbaar gesteld. Niet veel, wanneer je bedenkt dat van Uden 23 jaar daarvoor hetzelfde bedrag ontving voor slechts een nieuwe naam! Is het toeval? Ook deze prijswinnaar kwam uit Sint Michielsgestel. Het was de heer Wels. Het door hem ontworpen logo roept nog steeds betekenisvragen op: is het een oor of een sprekend hoofd? Misschien heeft het door het invullen van die beide aspecten wel zo lang stand gehouden. Nog steeds verstuurt de redactie brieven en enveloppen, die voorzien zijn van ditzelfde beeldmerk uit 1983.

Van Horen Zeggen 1988 nummer 3

Van Horen Zeggen 1988 nummer 3

Van Horen Zeggen 2

In 1988 (jaargang 29) verschijn Van Horen Zeggen alweer in een nieuw jasje. In het colofon vinden we onder het kopje Redaktie een 'driemanschap': Mevr. Boudens en de heren Hofman en Kuyt. Deze trojka had in het jaar daarvoor een enquête gehouden onder de lezers. Zij werden op hun wenken bediend, want de moderne cover (kleurendruk) met Van Horen Zeggen horizontaal én verticaal erop, mat papier en een evenwichtigere bladspiegel met afwisseling van tekst en illustraties kwam uit de lezerswensen. Van elke auteur werd een pasfoto bij het artikel geplaatst: een goed idee, dat later weer verdween en de laatste jaren weer in ere is hersteld.

Voor de leden van de redactie bestond het werk niet alleen uit redigeren van artikelen. Er werd ook driftig met schaar en lijmkwast gewerkt. Kopij werd eerst bij de drukkerij uitgetikt in kolommen, waarna de redactie alles probeerde te knippen en te plakken in het stramien.

Op het omslag werden de artikelen alvast aangekondigd. Soms vergezeld van een illustratie.

In het laatste nummer van 1994 kondigde de nieuwe (en huidige) hoofdredacteur drastische veranderingen aan. De vormgeving van Van Horen Zeggen zou worden uitbesteed aan een bureau voor vormgeving. Inmiddels was het gewoonte geworden dat alle kopij in digitale vorm werd aangeleverd. Op deze manier werd het mogelijk op een professionelere manier te werken. Het formaat A4 leverde meer ruimte op. Het nieuw lettertype oogde moderner evenals de tweekleurendruk. Er werd in overleg met de vormgever en de drukker gewerkt aan een redactioneel stramien en een herkenbare lay-out. Vaste rubrieken werden in het leven geroepen en enkele pagina's werden gereserveerd voor adverteerders.

Ook door verdere gebruikmaking van tekstverwerkingstechnieken en snelle communicatievormen zoals fax en e-mail is in ieder geval het redactionele werk verder geprofessionaliseerd.

VHZ 1999 nummer 1

VHZ 1999 nummer 1

Van horen zeggen 3 en Besluit

Nog één ontwikkeling heeft u van mij tegoed. Vanaf de beginjaren was het gebruikelijk dat er binnen de redactie een duidelijke scheiding bestond tussen de sectoren dovenonderwijs en SH/ESM-onderwijs. Men probeerde een goede balans te vinden in vertegenwoordiging van die sectoren binnen de redactie. Dat werd ook als zodanig in het colofon vermeld. In 1996 besloten de leden van de redactie, in overleg met hun besturen, deze van de steeds verder gaande samenwerking was dit ook niet meer passend. Aldus is Van Horen Zeggen na 40 jaar uitgegroeid tot een platform voor het totale onderwijs aan auditief en communicatief beperkte kinderen.

Besluit

Meningsverschillen over naam en uiterlijke verschijningsvorm van het tijdschrift zijn er altijd geweest. Ook inhoudelijk is er altijd voldoende stof tot reflectie op eigen denken en handelen geweest. En als redactie vinden wij dat dat ook zo hoort. Want aan de uitwisseling van die verschillende meningen ontleent een blad als het onze juist zijn bestaansrecht.

F. Mollee is eindredacteur van Van Horen Zeggen en als Ambulant beleider werkzaam op de Burg. de Wildeschool te Schagen