Ga naar hoofdcontent Ga naar de hoofdnavigatie
Wouter Dreschler: "Ik heb veel vertrouwen in jonge mensen voor de toekomst van de audiologie"
Deel dit artikel

Wouter Dreschler: "Ik heb veel vertrouwen in jonge mensen voor de toekomst van de audiologie"

4 november 2021 - Leestijd 3 - 8 minuten

Prof. Wouter Dreschler begon in 1977 in ons werkveld en was de afgelopen 26 jaar hoogleraar klinische en experimentele audiologie in Amsterdam. Ter gelegenheid van zijn afscheid is er op 27 oktober 2021 een symposium georganiseerd, waarvan elders een korte reportage is gemaakt. Dreschlers lange carrière was voor VHZ aanleiding hem te interviewen met aandacht voor zijn persoonlijke visie op het vakgebied.

page.header_image.alt

Foto Jeroen Taalman

Inleiding

Verschillende rollen

Wouter Dreschler heeft in de ruim 40 jaar bij het Amsterdam UMC altijd geprobeerd bruggen te slaan in afwisselende rollen, waaronder die van audioloog, zorgverlener, wetenschapper, manager en opleider. Op de vraag welke rol hem het beste past zegt hij: “In de organisatie heb ik het meeste plezier gehad in het slaan van bruggen tussen groepen, dus het samenwerken. In een vakgebied waar veel solisten rondlopen is het me gelukt om in Europese projecten maar ook landelijk samenwerkingsverbanden aan te gaan. Ik ben trots op mijn verhouding met de KNO, anders zou ik nooit als interim-hoofd zijn aangesteld om een medische afdeling te leiden. Aan de inhoudelijke kant ben ik betrokken bij het BRIDGE-project (de systematiek om profielen van slechthorenden op te stellen en te koppelen aan hoortoestelprofielen, RD). Ik vind het belangrijk om de noden in kaart te brengen en dan te vertalen naar wat men nodig heeft vanuit de techniek.”

Op onderwijsgebied heeft Dreschler een belangrijke bijdrage geleverd als (co-)opleider van klinisch fysici en als begeleider van arts-assistenten op de afdeling audiologie.

Foto Jeroen Taalman

Gehoorschade en muziek

Dreschler wil meer aandacht voor preventie van gehoorschade door muziek. Er is een convenant van kracht onder brancheverenigingen voor festivals en poppodia. Wat zou er beter kunnen? “Ik denk een combinatie van gedrag en techniek. Die techniek moet gebruikt worden, dus gedrag bepaalt in belangrijke mate het succes. We zijn via convenanten een eind gekomen bij het aftoppen van hoge piekniveaus op de grote evenementen. Uiteindelijk moet je handhaving niet schuwen, maar waar je meer aan hebt is als er een soort continue monitoring plaatsvindt. Ik hoop dat het convenant meer draagvlak krijgt en breder kan worden ingezet. Dat is net geen dwang, maar een kwestie van commitment.” De convenantpartners zijn tevreden over de monitoring en er wordt samen bekeken hoe de hardste geluiden (topniveaus) nog wat verder gedempt kunnen worden. Een complicerende factor is dat het gaat om geluidbelasting in de vrije tijd, anders dan bij een arbeidsrelatie. “Het is wel gebeurd dat orkesten als werkgever werden aangeklaagd door individuele orkestleden en daar zijn schadeclaims toegekend.”

Auditief profiel – de weg naar innovatie

Bij zijn aantreden als hoogleraar in 1995 heeft Dreschler een aanzet gegeven om meer te investeren in complexe hoorstoornissen, door het maken van een auditief profiel. Is dat een haalbare kaart gebleken? “Het is in ieder geval een kaart die maar moeilijk op tafel komt en daarom heb ik er in mijn afscheidsrede opnieuw aandacht voor gevraagd. Er zit ook kritiek achter verstopt. De toolbox van de klinisch fysicus-audioloog is eigenlijk niet veel groter dan wat de audicien al heeft toegepast. En dat is een beetje vreemd. Neem de spraak-in-ruistest die 40 jaar gelden is ontwikkeld. Vriend en vijand zijn het erover eens dat het een ontzettend nuttige test is, maar het gebeurt bijna niet in de audiologische centra. Daar word ik een beetje moedeloos van. Jongens, wat is de ambitie nou om het vak verder te helpen als je zelfs dit soort interessante testen achterwege laat vanwege de tijd?” Hij pleit voor meer metingen. “Ten eerste wordt geen poging gedaan om de onderste steen boven te krijgen. Ten tweede, als we die tests niet doen en dus ook de uitkomsten niet kunnen relateren aan hooroplossingen, dan kom je niet verder met het vak. innovatie die zou kunnen ontstaan vanuit het werk zelf blijft achterwege, want het is zo afgepast dat we niks extra’s doen. Het zou zo moeten zijn dat er in de AC’s standaard eagerness is om te begrijpen waarom bepaalde slechthorenden bepaalde hoortoestellen of bepaalde signaalbewerking nodig hebben of juist niet.” Een klinisch fysicus-audioloog zou volgens Dreschler meerwaarde leveren met basistesten uit het auditief profiel. “Bij een speciale patiëntengroep zoals bij gehoor en arbeid kan het opeens wel en dan zie je ook daar de meerwaarde in, maar op een of ander manier is er niet de ambitie om dat breder toe te passen op de slechthorende die toevallig niet meer in de werksituatie verkeert.”

Building Bridges, Lorenzo Quinn; foto Shutterstock
 

Building Bridges, Lorenzo Quinn; foto Shutterstock

 

Aanpassen van hoortoestellen – practice-based evidence

Aanpassen van hoortoestellen – practice-based evidence

Dreschler maakt zich sterk voor evidence-based practice, juist ook als het gaat om de toepassing bij hoortoestellen. Dat vraagt samenwerking met de industrie en BRIDGE kan daar een sleutel in zijn. Hoe kan de beperking bij de slechthorende het beste worden gecompenseerd? “Straks kunnen we de informatie over de aanpassing uit praktijkgegevens halen en dan wordt het steeds krachtiger om op basis van practice-based evidence voorspellingen te doen over wat er wel en niet goed gaat. Wat nodig is, is een structuur waarin de belangrijkste data worden verzameld en de wil om die data anoniem te delen, met toestemming van de patiënten.” Dreschler ziet dat delen te weinig. “Fabrikanten doen dat als zij via tele-fitting gegevens kunnen opbouwen aan de technische kant. Aan de kant van de beperkingen van de patiënt en hoe die worden verholpen, daar is een systeem als BRIDGE in potentie ontzettend krachtig. Nu moet de energie komen van mensen om te zeggen ik doe mee, ik ga data leveren om de revalidatieresultaten te verbeteren.” Als het moet kan dat volgens Dreschler ook zonder medewerking van de industrie. “Ik ben bang dat we in de uitwerking niet een vorm vinden waar én wij én de industrie zich goed in kunnen vinden, dat heeft het verleden aangetoond. Het enige wat kritisch is, is dat je moet weten wat er in het hoortoestel zit. De fabrikant heeft een zekere verplichting om informatie daarover met ons te delen. Op het moment dat die niet meewerkt, dan weten we wel ongeveer wat de verschillende regelingen doen.”

BRIDGE is dit jaar landelijk ingevoerd bij alle audiciens, met zo’n 150 duizend slechthorenden per jaar. Volgens Dreschler is de huidige implementatie een echt compromis. “Het zal zeker een positieve invloed hebben op de kwaliteit van de aanpassingen. Maar eerlijk gezegd geloof ik nooit dat zij tot delen van data zullen overgaan, omdat er allerlei commerciële belangen zijn. Maar als het systeem zoals nu is ingevoerd 3, 4, 5 jaar draait, op basis waarvan gaan ze dat dan verbeteren, als je geen data genereert?” Hij is bezig om samen met AC’s een krachtiger systeem op te zetten en in te richten: BRIDGE-AC. “Op het moment dat je tien of vijftien centra vindt die mee willen doen, dan heb je nog geen 150 duizend cliënten per jaar, maar wel echt grote aantallen.”

Self-fitting – regie bij de gebruiker

Self-fitting geeft hoortoestelgebruikers de mogelijkheid bepaalde zaken zelf bij te stellen. “Daar geloof ik heilig in, dat vind ik een prima ontwikkeling binnen de traditionele hoortoestelwereld.” Zal de gebruiker met behulp van slimme algoritmes uiteindelijk ‘achter het stuur’ komen te zitten? “Ja, voor een deel wel. Je hebt allerlei hybride vormen waarbij je met tele-fitting instellingen kunt verbeteren zonder dat je naar de audicienswinkel hoeft. De slechthorende krijgt meer mogelijkheden om zelf de regie te voeren. Daar is ook belangstelling voor.” Dreschler waarschuwt voor het helemaal overlaten aan de slechthorende: “Het risico is aanwezig dat mensen niet naar de audiologisch gewenste instellingen gaan. Ze zijn conservatief, vaak gedreven door luistercomfort. Maar je kunt ze met adaptieve regelingen wel stimuleren om te bewegen in de goede richting.” Toch blijft er een expert nodig om over de schouder mee te kijken, denkt hij. “Ik ben hoopvol dat als er aangepaste begeleiding komt, de hoortoesteldrager meer regie ervaart en de mogelijkheden van de techniek benut om tot het beste resultaat te komen.”

Samenwerking – de rol van de commercie

Dreschler heeft nooit gezwegen over de soms moeilijke relatie die er bestaat tussen wetenschap en industrie. “Met name wanneer een fabrikant gaat verbergen wat er in het hoortoestel zit, zelfs met data die we nodig hadden voor de hoortoestellendatabase (t.b.v. verzekerde hoorzorg, RD), dan is voor mij een punt gepasseerd. Dan denk ik van ja, dit kan echt niet.” Dreschler heeft de ervaring dat op internationaal niveau bij R&D (onderzoek en ontwikkeling, red) informatie is te krijgen. “Ze willen wel wat loslaten, maar zijn ook gebonden om niet het achterste van hun tong te laten zien. Daarmee is het aantal samenwerkingsmogelijkheden gereduceerd en dat vind ik jammer. Veel dingen die je bedenkt moeten uiteindelijk worden geïmplementeerd in een chip en dat ligt bij de fabrikant. Dus je hebt elkaar nodig om met de ontwikkelingen verder te komen.”

De toekomst

Dreschler is dankbaar dat de leerstoel Audiologie aan de UvA behouden blijft. Zijn aanbeveling voor een klinisch fysicus-audioloog (m/v) is overgenomen. Naar verwachting zullen we begin 2022 weten wie zijn opvolger is.

Tenslotte nog iets over de verdere toekomst: “In mijn afscheidsrede heb ik een groot vertrouwen in de jongelui uitgesproken. Je hoort vaak doemdenken, maar ik heb zoveel mensen om me heen gezien, promovendi en mensen in opleiding, die mij vertrouwen geven  in de toekomst. Dit zijn de mensen die het straks gaan doen.”