Uit het verhaal van Golinkoff blijkt dat de hoeveelheid en de kwaliteit van de taalinput van belang is voor de taalverwerving van een kind. Volgens dr. Evelien Dirks praten ouders van slechthorende kinderen net zoveel en net zo divers als de ouders van horende kinderen. In haar promotieonderzoek zag ze wel dat de ouders kortere zinnen aanboden dan de ouders van de horende kinderen. Ook maken deze ouders minder gebruik van zogenaamde ‘high strategieën’: ze stellen minder open vragen en breiden mededelingen minder uit.
De relatie tussen opvoeder en kind is bij dove en slechthorende kinderen niet automatisch dezelfde als bij horende kinderen. Behandelaars in gezinnen met een doof of slechthorend kind zoeken mogelijkheden om ouders te coachen de relatie te versterken.
Evelien Dirks vatte het onderzoek op dit punt als volgt samen:
· Ouders van DSH kinderen zijn vaak meer directief (Pressman et al., 1999)
· CI kinderen en hun ouders hebben kortere episodes van gedeelde aandacht (Cejas et al., 2014)
· Ouders SH kinderen zijn minder verbaal responsief in de interactie (Nittrouer, 2010)
· Ouders CI kinderen zijn vaak minder sensitief in de interactie (Quittner et al., 2013)
Ouders komen bij een slechthorend kind minder makkelijk tot gedeelde aandacht
Uit eigen onderzoek concludeert Dirks dat er geen significant verschil is in sensitiviteit bij ouders van slechthorende en dove kinderen. Wel blijkt het minder makkelijk om tot gedeelde aandacht te komen. Als die gedeelde aandacht er is, blijkt die korter te duren dan bij de horende kinderen. In haar onderzoek keek Dirks ook naar het gebruik door ouders en hun slechthorende of dove kinderen van zogenaamde ‘mental states’: woorden die een gemoeds- of geestestoestand weergeven (weten, denken, begrijpen, geloven), belangrijk voor de ontwikkeling van Theory of Mind. Ze zag dat de ouders deze minder gebruikten. En dat ook de kinderen dat soort woorden vervolgens minder gebruikten in interactie. Omdat er een samenhang is met de sociaal emotionele ontwikkeling weten we dat dit kinderen meer risico geeft op sociaal emotionele problematiek.
De uitdaging voor de vroegbehandeling is voldoende mogelijkheden vinden om de taalverwerving van dove en slechthorende kinderen te stimuleren. De dagelijkse routines bieden gezien de onderzoeksresultaten wellicht niet voldoende mogelijkheden. Synchroniciteit is mogelijk meer te vinden door aan te sluiten bij wat het kind meemaakt.
Andere interventies om de ouder-kind interactie te versterken en ouders te leren om meer aandacht te besteden aan de sociaal emotionele ontwikkeling zijn de voorleescursus, Video Hometraining en de Taal voor ToM (Theory of Mind) cursus: in drie bijeenkomsten leert de cursus ouders meer te doen met de vaardigheid om zich in het kind te verplaatsen.
In een rugtas heeft de NSDSK ToM materiaal gedaan: een voorleesboekjes met ‘mental state’ woorden, emotiepuzzels gelinkt aan situaties, een emotie gezichten spelletje en het perspectievenspel.