Positieve ervaringen met het aangaan van sociale relaties en hechte vriendschappen zijn van groot belang voor de sociaal-emotionele ontwikkeling en de cognitieve ontwikkeling van kinderen (Rubin, Bukowski & Parker, 1998; Sullivan, 1953). Ervaringen met leeftijdsgenoten vormen een belangrijke ontwikkelingscontext voor kinderen en jongeren. In deze context verwerven ze veel vaardigheden en houdingsaspecten. Relaties met leeftijdsgenoten zijn ook een bron van steun; ze dragen bij aan de persoonlijke ontwikkeling en zorgen voor emotionele stabiliteit (Adler & Furman, 1988). Bovendien dragen deze relaties bij aan het vermogen om zich aan te passen aan de omgeving. Vriendschap is één vorm van relaties tussen leeftijdsgenoten.
Kernaspect van vriendschap: plezier van elkaars nabijheid
Vriendschap is een dyadische relatie. Een eerste essentieel element van vriendschap is de wederkerigheid van affectie (Rubin, Bukowski & Parker, 1998). Aan de basis van vriendschap ligt voorts de wederzijdse afhankelijkheid van individuen. Het gedrag van vrienden in een vriendenpaar wordt bepaald en beïnvloed door het gedrag van de ander. Het is de aard van deze onderlinge afhankelijkheidsrelatie die vriendschap van andere sociale relaties onderscheidt (Hays, 1988). De wederzijdse afhankelijkheid is niet instrumenteel, maar juist van een sociaal-emotionele aard. Dit betekent dat vrienden bevrediging vinden in onderlinge interacties in de vorm van kameraadschap, van stimulering, van bij elkaar horen. Vooral het ontlenen van plezier aan elkaars nabijheid wordt gezien als een kernaspect van vriendschap. Tot slot is de vrijwilligheid van de relatie ook een kernelement van vriendschap (Hartup, 1975).