Literatuurstudie
Het doel van de eerste deelstudie, de literatuurstudie, was om inzichtelijk te krijgen wat er tot nu toe (internationaal) bekend is over functionele definities van doofblindheid en het opstellen daarvan.
Methode
Een systematische literatuurstudie is uitgevoerd. In totaal zijn 672 artikelen beoordeeld op geschiktheid op basis van titel en abstract. Uiteindelijk zijn hiervan, na het toepassen van inclusie- en exclusiecriteria, 10 studies geïncludeerd in de review.
Resultaten
Uit de literatuurstudie blijkt dat er grote verschillen zijn in de gehanteerde omschrijvingen of definities van mensen met een beperking in horen én zien (doofblindheid). In de gevonden artikelen werden over het algemeen de medische criteria gebruikt om de doelgroep te definiëren. Daarnaast ontbrak in een aantal studies een duidelijke omschrijving of definitie van de doelgroep. Uit de literatuurstudie kwam ook de Nordic Definition of Deafblindness [5] naar voren. Deze definitie beschrijft een beperking in horen én zien echter niet in termen van de gevolgen voor het (dagelijks) functioneren en is dus geen functionele definitie. Op basis van de literatuurstudie zijn er geen bestaande functionele definities van doofblindheid gevonden.
Delphistudie
In de tweede deelstudie is een Delphistudie [1] uitgevoerd. In de Delphistudie konden ervaringsdeskundigen ((naasten van) mensen met een beperking in horen én zien) en professionals die met mensen met een beperking in horen én zien werken hun meningen delen over onderwerpen die betrekking hadden op het definiëren van een beperking in horen én zien. Dit deden zij door te reageren op stellingen in een vragenlijst. Voor het formuleren van de stellingen voor de Delphistudie is gebruik gemaakt van de input van Nederlandse experts op het gebied van doofblindheid en van informatie uit de artikelen van de literatuurstudie. In de artikelen wordt bijvoorbeeld gediscussieerd over het aantal subgroepen van doofblindheid. Het aantal subgroepen is vervolgens meegenomen als onderwerp in de Delphistudie.
In een Delphistudie deel je je mening: ben je het eens, dan is er consensus, ben je het niet eens, dan volgt een volgende vragenronde
Een Delphistudie bestaat uit meerdere rondes, waarbij stellingen waar consensus over is niet meer terugkomen in een volgende ronde, en stellingen waar nog geen consensus over is wél, inclusief samenvatting van de gegeven antwoorden en gegeven toelichtingen op deze antwoorden. In dit onderzoek bestond de Delphistudie uit 3 rondes (3 vragenlijsten). De resultaten van de Delphistudie gaven inzicht over waar wel en geen consensus over is met betrekking tot het definiëren van de doelgroep.
Participanten
In totaal hebben 45 experts deelgenomen aan de Delphistudie. De experts bestonden uit 19 ervaringsdeskundigen en 26 professionals. De groep ervaringsdeskundigen was divers en bestond uit mensen met een verworven beperking in horen én zien, mensen met een leeftijdsgerelateerde beperking in horen én zien en ouders van kinderen met een aangeboren beperking in horen én zien. De professionals waren allemaal werkzaam bij één van de vijf organisaties die zorg en/of onderwijs bieden aan mensen met een beperking in horen én zien (Bartiméus, GGMD, Kalorama, Koninklijke Kentalis en Koninklijke Visio). Alle deelnemers moesten voldoen aan vooraf opgestelde inclusiecriteria, zoals behoren tot de doelgroep, ruime ervaring met de doelgroep en in bezit van vaardigheden zoals in staat zijn om kritisch te reflecteren.
Methode
De Delphistudie bestond uit 3 rondes, waarin per ronde een vragenlijst werd voorgelegd aan de deelnemers. De onderzoekers binnen het project hebben twee versies van de vragenlijst opgesteld; één met vakjargon en één in toegankelijkere taal. Inhoudelijk waren er geen verschillen tussen deze versies. Beide versies zijn vóór de start van de Delphistudie getest in een pilot door twee ervaringsdeskundigen en één professional. Deelnemers konden, afhankelijk van hun persoonlijke voorkeur, de vragenlijst op verschillende manieren invullen: online, telefonisch of met behulp van een (tactiele) gebarentolk. De deelnemers hadden twee weken om de vragenlijst in te vullen. Tijdens het invullen van de vragenlijst werden de deelnemers verplicht bij ieder gekozen antwoord een toelichting te geven. Vervolgens hebben de onderzoekers binnen twee weken de antwoorden geanalyseerd en een nieuwe versie van de vragenlijst opgesteld.
De stellingen waar in de eerste ronde 80% of meer van de deelnemers hetzelfde antwoord had gekozen vielen af in de tweede ronde – hier was namelijk consensus over. De vragenlijst in de tweede ronde bevatte daardoor minder stellingen. Daarnaast bevatte deze tweede vragenlijst per vraag een samenvatting van de antwoorden en toelichtingen op groepsniveau uit ronde één. De deelnemers kregen op deze manier (anoniem) inzicht in elkaars argumenten. Op basis van deze inzichten konden de deelnemers in de tweede vragenlijst hetzelfde antwoord geven als de eerste keer of hun antwoord aanpassen. In de derde ronde gebeurde hetzelfde als in de tweede ronde. De eerste vragenlijst bevatte 31 stellingen, de tweede vragenlijst 16 stellingen en de derde vragenlijst 8 stellingen.
Resultaten
Op basis van de Delphistudie is er consensus bereikt op 26 van de 31 stellingen. De stellingen en antwoorden zijn te vinden in dit tussentijdse verslag. Deze resultaten zijn de basis geweest voor de consensusbijeenkomsten.
Consensusbijeenkomsten
De derde deelstudie omvatte twee consensusbijeenkomsten, waarin ervaringsdeskundigen en professionals met elkaar in gesprek gingen en de functionele definitie van doofblindheid werd opgeschreven. Tijdens de eerste (online) consensusbijeenkomst zijn 4 van de 5 stellingen besproken waar géén consensus over was bereikt tijdens de Delphistudie. De vijfde stelling bleek niet van belang voor het opstellen van de functionele definitie. Tijdens de tweede (live) consensusbijeenkomst zijn we aan de slag gegaan met het daadwerkelijk opstellen van de functionele definitie.
Participanten
In totaal hebben 17 experts meegedaan aan de consensusbijeenkomsten; zes ervaringsdeskundigen en 11 professionals. Acht deelnemers die hebben meegedaan aan de consensusbijeenkomsten hebben ook meegedaan aan de Delphistudie. Van deze acht deelnemers waren 3 ervaringsdeskundige en 5 professional. Voor de selectie van de overige negen deelnemers van de consensusbijeenkomsten zijn dezelfde inclusiecriteria gebruikt als bij de Delphistudie. De deelnemers voor de Delphistudie én de consensusbijeenkomsten zijn tegelijkertijd voorafgaand aan de Delphistudie geworven.
Programma 1e bijeenkomst
Vóór de 1e bijeenkomst was er een ‘smoelenboek’ gemaakt, zodat de deelnemers elkaar alvast een beetje konden leren kennen. De bijeenkomst werd gestart met een korte introductieronde. Vervolgens ontvingen de deelnemers de resultaten van de Delphistudie door middel van een presentatie. De groep ging daarna uiteen in drie ‘break-out rooms’, met één gespreksleider per groep. Per groep werden de vier overgebleven stellingen besproken. De onderwerpen van deze stellingen waren: subgroepen van doofblindheid, terminologie doelgroep, leeftijdscriteria en rol van de tactiel-lichamelijke modaliteit.
Na de Delphistudie werden stellingen besproken over o.a. subgroepen, leeftijdscriteria en de rol van tactiel-lichamelijke modaliteit
Binnen elke groep kregen de deelnemers eerst de kans zelf een mening te vormen over de stellingen. Deze konden ze vervolgens delen binnen de groep. Daarna werd door middel van discussie consensus bereikt op de stellingen. Het laatste onderdeel van de 1e consensusbijeenkomst bestond uit het gezamenlijk bespreken van de Nordic Definition of Deafblindness [5]. In het bijzonder is besproken wat men belangrijke elementen van deze definitie vond. Het belang van het benoemen van de combinatie van beperkingen in de functionele definitie van een beperking in horen én zien kwam bijvoorbeeld hieruit naar voren.
Programma 2e bijeenkomst
Op basis van de literatuurstudie, de Delphistudie en de eerste consensusbijeenkomst zijn vier conceptdefinities opgesteld, namelijk een algemene functionele definitie van een beperking in horen én zien en drie definities voor drie subgroepen: voor mensen met een aangeboren beperking in horen én zien, mensen met een verworven beperking in horen én zien, en mensen met een leeftijdsgerelateerde beperking in horen én zien. Ter voorbereiding was ook, op basis van de Delphistudie, een lijst opgesteld van punten die belangrijk waren om mee te nemen in het schrijven van de definities.
De conceptdefinities moesten duidelijk maken dat doofblindheid meer is dan de optelsom van doof en blind
De definities moesten bijvoorbeeld niet te summier zijn, en duidelijk maken dat doofblindheid méér is dan de optelsom van doof en blind. Ook tijdens deze live bijeenkomst gingen de deelnemers uiteen, dit keer in vier groepen. Elke groep bestond uit ervaringsdeskundigen, professionals en één gespreksleider. Ieder groepje kon in vier rondes aanpassingen maken aan de vier conceptdefinities. Na dit onderdeel kwam iedereen weer bij elkaar en zijn de aanpassingen en vervolgstappen besproken. Aanpassingen konden alleen worden doorgevoerd als de deelnemers binnen en tussen de groepen consensus hadden bereikt.
Resultaten
De vier conceptdefinities van doofblindheid zijn vervolgens door een groep van drie ervaringsdeskundigen en drie professionals definitief gemaakt. Zij hebben alle opgehaalde aanpassingen doorgevoerd en de definities samengevoegd tot: De Nederlandse functionele definitie van doofblindheid. Daarna hebben drie onderzoekers binnen het project deze definitie grondig gecontroleerd. Zij hebben gecontroleerd of het uiteindelijke resultaat overeenkwam met de resultaten uit de deelstudies (literatuurstudie, Delphistudie en consensusbijeenkomsten). Vervolgens is de definitie definitief gemaakt.