Reguliere didactiek als uitgangspunt
De didactiek in dit artikel is gebaseerd op de reguliere realistische rekenmethode. Echter TOS-leerlingen hebben deze didactiek veel langer, explicieter en completer nodig. De benodigde reguliere aanpak bestaat uit: een directieve leerkrachtgestuurde aanpak, werken met het directe instructiemodel (Wauters, 2011), meer geïndividualiseerde begeleiding of in kleine groep, structurele plek aan de instructietafel voor preteaching en verlengde instructie, slechts één rekenbewerking per somtype, constant herhalen van reeds aangeleerde leerstof, permanent gebruik van de visuele ondersteuning uit de methode (getalmuur, getalketting).
Voorts zijn er drie theoretische pijlers uit de reguliere rekendidactiek, die m.i. uitdrukkelijk ingezet moeten worden om het rekenonderwijs voor TOS-leerlingen een goede slaagkans te geven:
1. Proces en product
Een goede uitkomst van een som moet het resultaat zijn van een juist begrepen en juist uitgevoerde bewerking, het proces. Daarom is niet alleen het rekenproduct maar vooral het rekenproces van cruciaal belang in de hulp bij taal-rekenproblemen.
Deze procesbenadering is communicatief van aard en derhalve een talige activiteit, een ‘zware klus’ voor TOS-leerlingen. Er is sprake van zowel externe communicatie (met de leerkracht, ouder, therapeut of medeleerling) als interne communicatie (innerlijke taalaansturing, zelfregulatie). Voor TOS-leerlingen is het moeilijk om de sociale functie van taal én taal als voertuig van het denken juist te benutten in het uitrekenen van sommen (Van Eerde, 2009).
Ook bij controle, correctie en feedback brengt alleen naar de uitkomst kijken je niet tot adequaat evalueren, er moet nl. ingegrepen worden in het proces om tot een juist product te komen. TOS-leerlingen hebben moeite om zelf een passende controle-strategie te vinden, in plaats daarvan is teleurstelling en verkramping, vanwege wéér een fout, dikwijls hun deel.
2. De fasen van Galpérin
In elke realistische rekenmethode wordt een nieuw somtype uitgelegd volgens de handelingsleerpsychologische principes van Galpérin (Ruijssenaars et al., 2004). Na de voorafgaande oriëntatie wordt een som eerst handelend en visueel aangeboden, de materiële fase, waarin de som wordt gespeeld, uitgebeeld en met materiaal uitgevoerd. Daarna wordt er verkort via de perceptieve fase (aanwijzen, tekenen, schema maken) en de verbale fase (hardop en in zichzelf verwoorden) tot in de mentale fase (rechtstreeks naar de uitkomst). De koppeling met taal, de grootste bottleneck voor TOS-leerlingen, vindt plaats in alle fasen en is een proces van uitgebreid en hardop praten naar verkort en in zichzelf praten. De concrete handeling wordt steeds verder verminderd en omgezet in een mentale handeling, het concept. TOS-kinderen kunnen de stap naar verbaal-conceptueel sommen maken niet vlot nemen, dit vereist nl. een hoog taalabstractieniveau en een lange voorbereiding op sensomotorisch en concreet niveau (Kleemans et al., 2012). Omdat er tevens een hoge comorbiditeit bestaat tussen TOS en beperkingen in de sensomotorische informatieverwerking, is het extra moeilijk om vat te krijgen op taaldenkprocessen die wortelen in de sensomotoriek.
Op het mentale niveau verlopen de diverse denkhandelingen snel, geautomatiseerd en inwendig. Tot slot moet vanuit de verinnerlijkte denkhandeling terug gegaan kunnen worden naar de voorgaande fasen; een som moet op alle niveaus begrepen worden. Tevens zijn rekenbewerkingen, die eenmaal beheerst worden, inzetbaar op andere sommen. Het heen en weer switchen in het proces van een rekenkundige bewerking gebeurt bij TOS-kinderen te weinig op basis van inzicht, teveel via trial and error en chaotisch. Zo ook het generaliserend toepassen van een sombewerking op een ander somtype.
3. Visie op automatiseren en evalueren
Automatiseren is het eindpunt (de mentale fase) van een goed gelukte betekenisvolle rekenhandeling en komt na inzichtelijk oefenen. Dit automatiseringsproces begint altijd via de ‘lange weg’: een rekenbewerking is aanvankelijk uitgebreid, uitwendig, omslachtig en tevens materieel, handelend en dichtbij de realiteit. Automatiseren is het proces dat toewerkt naar het maximaal verkorten/versnellen van een rekenhandeling. Deelstappen worden nu in één keer gedaan, mentaal, die daarvoor afzonderlijk achter elkaar werden uitgevoerd.
Het is dus niet blindweg ‘instampen’ van uitkomsten. Automatiseren lukt alleen goed als het kind weet hoe een som in elkaar zit en terug kan grijpen naar de onderliggende meer concrete handelingen van een bewerking. Deze denkhandelingen hebben aansturing nodig met taal; leerlingen met TOS kunnen hier het spoor volledig kwijt raken.
Bij het evalueren/controleren van een bewerking en uitkomst moet het kind leren teruggaan naar een onderliggende meer materiële deelhandeling. Voor TOS-leerlingen is de opdracht ‘kijk de som nog eens na’ te diffuus en daardoor onuitvoerbaar, er moet een meer concreet te operationaliseren taak aangeboden worden, die gericht is op: welke deelhandeling heb je nodig. Tevens is zelfreflectie (kritisch luisteren, naar jezelf kijken) en het benutten van feedback (het reken gesprek) geen gemakkelijke opgave voor hen.