Talen verschillen in klanken, woorden en grammatica. Dus er zijn soms grote verschillen tussen talen in de betekenis die ze uitdrukken. Deze diversiteit kan ertoe leiden dat mensen die verschillende talen spreken de wereld met andere ogen zien. Vooral tussen gesproken talen en gebarentalen zijn er fundamentele verschillen in de manier waarop betekenis wordt uitgedrukt. Gebarentalen gebruiken een andere modaliteit dan gesproken talen: niet de stembanden maar de zichtbare delen van het lichaam, dus met hand-, gezichts- en lichaamsbewegingen. In haar proefschrift vroeg Francie Manhardt (1) of deze taaldiversiteit in modaliteit (vocaal versus visueel) ervoor zorgt dat Nederlands-sprekers en gebaarders van Nederlandse gebarentaal anders naar de wereld kijken en (2) wat er gebeurt als een (horende) persoon een gesproken en een gebarentaal kent? Haar resultaten toonden aan (1) dat taaldiversiteit in modaliteit ertoe leidt dat sprekers en gebaarders anders naar de wereld kijken en (2) dat tweetaligen gevormd worden door de twee talen van verschillende modaliteiten en dus anders praten/gebaren en anders naar de wereld kijken dan sprekers en gebaarders.