PROEFSCHRIFT: De ruimte verkennen
29 juli 2020 - Leestijd 2 - 5 minutenEveline Boers-Visker onderzocht het verwerven van Nederlandse Gebarentaal (NGT) als tweede taal door volwassen NGT-leerders die een gesproken taalachtergrond hebben.
Eerste promotie in Nederlandse Gebarentaal
Op 1 december 2014 verdedigde Corrie Tijsseling haar proefschrift in Nederlandse gebarentaal. Ze was daarmee de eerste in Nederland die in deze taal promoveerde. Haar proefschrift draagt de titel School, waar? Deze vraag stellen doven elkaar vaak bij een eerste ontmoeting. De doveninstituten blijken namelijk een belangrijke rol te spelen in de identiteitsvorming van hun leerlingen en de structuur van de dovengemeenschap.
Het proefschrift is kosteloos te downloaden via de website van de Universiteit Utrecht.
Het onderzoek van Tijsseling leert dat opvattingen in het dovenonderwijs ontstaan binnen een bepaalde maatschappelijke, culturele en wetenschappelijke context. Ze zegt hierover: “Zo dacht men tot de jaren 1950 dat doven een ander ‘soort’ mensen waren, met typische gedragingen. Met de opkomst van de psychologie ging men begrijpen dat ieder mens wantrouwig of onnadenkend wordt als men te weinig communicatie en informatie heeft. Het discours over gebaren in de jaren 1990 is weer te plaatsen binnen de context van verschillende emancipatiebewegingen. Het huidige discours over CI is te plaatsen binnen de context van medisch-technologische ontwikkelingen.”
“De huidige generatie ‘lijkt’ die vraag niet of minder te stellen, schreef ik. Dat komt, denk ik, doordat zij niet meer in internaten opgroeien en dus niet meer besloten gemeenschappen vormen. Uit mijn onderzoek ontstaat dus het vermoeden dat het dovenonderwijs steeds minder betekenis krijgt wat betreft de gemeenschapsvorming en identiteit van doven. Dat lijkt mij een gezonde ontwikkeling. Immers; normaal gesproken speelt het ouderlijk gezin een belangrijke rol in de identiteit, niet de school waar je onderwezen bent. Wat wel altijd zal blijven is dat het dovenonderwijs de plaats is waar dove kinderen en jongeren hun gelijken ontmoeten, hun ‘peers’. Dat is wel weer belangrijk omdat het doof-zijn ook een belangrijke rol speelt in de identiteitsvorming.”
“Pedagogisch perspectief en waardeoriëntatie zijn fundamenteel in regulier onderwijs: het handelen is daar gebaseerd op pedagogische theorieën en doelstellingen. Uit mijn onderzoek blijkt dat deze twee zaken door de hele geschiedenis van het dovenonderwijs in Nederland heen, steeds ontbreken of slechts summier naar voren komen. Dovenonderwijs wijkt dus duidelijk af van het regulier onderwijs. De taalkeuze is wat dat betreft niet relevant. Het gaat mij om de doelstellingen van het onderwijs en dat staat los van de voertaal in het onderwijs. Pedagogische begrippen als Bildung of het huidige burgerschapsvorming, zijn niet zichtbaar in het dovenonderwijs. Dat onderwijs lijkt zich alleen maar te richten op het aanleren van taal en dan bij voorkeur gesproken taal. Maar onderwijs is vele malen meer dan taal leren en het normaliseren van leerlingen die afwijken van het gemiddelde.”
“Bij de vorige vraag lijk je er van uit te gaan dat er onderwijs in gebarentaal plaatsvindt en dat er sprake is van een gebarentaalaanbod dat vergelijkbaar is met het taalniveau van gesproken Nederlands in het reguliere onderwijs. Dat is niet zo. Zoals Knoors een paar jaar geleden aangaf is het helaas zo dat het (niveau van het) gebarentaalaanbod in het dovenonderwijs tekortschiet. Docenten zijn veelal horend en NGT is een tweede taal, die zij middels enkele cursussen leren. Men kan zich dus afvragen hoe goed de communicatie tussen docenten en leerlingen is in het dovenonderwijs, maar ook hoeveel informatie er daadwerkelijk overgedragen wordt. De meerwaarde van het dovenonderwijs zou moeten zijn dat leerlingen daar vrijelijk en op hoog niveau in NGT communiceren met ieder die zij tegenkomen. Zoals Engels de voertaal is op een internationale school. Het doel moet immers zijn: zoveel mogelijk kennis verwerven en zo goed mogelijk je kennisvaardigheden ontwikkelen. Men kan zich dus afvragen of dove leerlingen dan niet beter af zijn in het regulier onderwijs, met standaard een tolk NGT naast de docent.”
“Instromen in het regulier onderwijs betekent naar mijn mening dat dove leerlingen betere onderwijskansen krijgen en beter instromen in de samenleving. Het betekent echter wel tegelijkertijd een risico dat hun doof-zijn geen of te weinig aandacht krijgt, met mogelijke sociaal-emotionele problemen als gevolg. Immers, we weten uit allerlei onderzoeken bij leerlingen met allerlei soorten beperkingen dat inclusief onderwijs tot betere cognitieve en academische resultaten leidt, maar tegelijkertijd tot een lager sociaal-emotioneel welbevinden. De identiteitsvorming van dove leerlingen die regulier onderwijs volgen moet dus wel aandacht krijgen en zij moeten wel mogelijkheden hebben om andere dove leerlingen te ontmoeten. Bijvoorbeeld door meerdere dove leerlingen in groepjes naar dezelfde reguliere school te laten gaan en door ontmoetingsmogelijkheden te organiseren. Maar ook door hen tweetalig op te voeden en te onderwijzen. Dus niet alleen wekelijks logopedie om spreken te leren maar ook wekelijks NGT-les.”
“Waar het gaat om dovenonderwijs, zouden alle docenten een NGT-kwalificatie moeten hebben voor zij ook maar beginnen met lesgeven aan dove leerlingen. Die kwalificatie zou dan van het niveau moeten zijn zoals de kwalificatie voor Engelse taal die docenten moeten hebben op een internationale school. NGT zou dan bij alle vakken de voertaal moeten zijn. Wat voor mij altijd onbegrijpelijk is, is dat docenten uit het dovenonderwijs zonder blikken of blozen verkondigen dat NGT zo moeilijk is. Docenten van internationale scholen laten het wel uit hun hoofd om te zeggen dat de Engelse taal zo moeilijk is want dan komt direct de vraag: maar hoe kan je dan les geven?
Waar het gaat om regulier onderwijs zou een tolk NGT ingezet moeten worden en/of de leerling moet wekelijks NGT-les krijgen. Zodra de leerling aangeeft en aantoont lessen in gesproken taal goed te kunnen volgen, moet met de leerling overlegd worden of de NGT-tolk vervangen kan worden voor een schrijftolk, en bij welke lessen. Want inderdaad, de huidige generatie dove leerlingen heeft veelal een CI, of zelfs twee, en heeft daar veel profijt van. Maar daarmee worden zij geen horenden, hun doof-zijn blijft bestaan, zij het op een andere manier. Het pedagogische principe van een open toekomst voor elk kind moet ook bij hen voorop staan en dat betekent dus voor hen een tweetalige opvoeding, zodat zij op volwassen leeftijd een keuze hebben wat betreft taal en cultuur: hetzij voor de ene of de andere cultuur, hetzij voor beide.”