Inleiding
In 2007 heeft het toenmalige onderzoeksinstituut Pontem van Kegg en Viataal een literatuurreview uitgevoerd naar het gebruik van gebaren en gestures bij kinderen met TOS (Kouwenberg, Slofstra-Bremer & Weerdenburg, 2007). Gestures zijn natuurlijke hand- en lichaamsbewegingen, zoals het wijzen naar een voorwerp. Deze bewegingen versterken, bevestigen en/of benadrukken een linguïstische boodschap, maar hebben zelf geen linguïstische eigenschappen. Uit deze review bleek dat het gebruik van gestures een natuurlijk proces is bij jonge kinderen. De normale taalontwikkeling bij kinderen van twee jaar kan gestimuleerd worden door aanbod van gestures. Kinderen die zich moeilijk in gesproken taal kunnen uiten, lijken vaker gestures of gebaren te gebruiken. Hoewel er geen bewijzen zijn dat het aanbieden van gestures of gebaren leidt tot een betere taalontwikkeling bij kinderen met TOS, zijn er binnen de onderzoeken wel trends zichtbaar. Zo lijkt het erop dat het aanbieden van gestures en gebaren de ontwikkeling van de woordenschat bevordert. Bovendien beschrijven zij in hun review dat er aanwijzingen zijn dat kinderen meer uitingen gaan produceren: in eerste instantie met gebaren, later ook in gesproken taal. Ondanks het ontbreken van wetenschappelijke evidentie dat het gebruik van ondersteunende gebaren de taalontwikkeling van kinderen met TOS bevordert, ervaren leerkrachten in het Cluster 2 onderwijs wel degelijk voordelen van het gebruik van gebaren. Gerritsen en Wijkamp (2004) geven aan dat het gebruik van gebaren belangrijk is voor kinderen die onvoldoende verbale communicatiemogelijkheden hebben.
Om de taalontwikkeling van kinderen met TOS te stimuleren, bestaat het taalaanbod op de vroegbehandeling voor deze kinderen bij de NSDSK niet alleen uit gesproken taal, maar uit meerdere ondersteunende middelen die de communicatie met een kind tot stand kunnen brengen, handhaven en optimaliseren. Onder deze middelen vallen bijvoorbeeld het gebruik van ondersteunende gebaren, mimiek, lichaamstaal, afbeeldingen, foto’s en pictogrammen. Kinderen leren nieuwe woorden vooral uit interactie met hun omgeving en deze ondersteunende middelen kunnen helpen om de interactie te stimuleren. Het taalaanbod op de TOS vroegbehandeling moet goed worden afgestemd op het taalniveau van de kinderen, zodat ook deze kinderen nieuwe woorden leren op basis van interactie met hun omgeving. Het is van groot belang de woorden op de juiste manier aan te bieden in betekenisvolle contexten (zoals beschreven in de boeken Taaltherapie voor Kinderen (van den Dungen, 2006) en Praten doe je met z’n tweeën (Pepper & Weitzman, 2009)). Het gebruik van ondersteunende gebaren zou hierbij een hulpmiddel kunnen zijn om het begrip te vergroten.
Ruim driekwart van de jonge kinderen met TOS heeft baat bij het gebruik van gebaren
Binnen de vroegbehandeling van de NSDSK gebruiken professionals Nederlands ondersteund met Gebaren (NmG). Om dit goed te kunnen toepassen volgen alle medewerkers een intensieve cursus, waarbij ze leren met ondersteunende gebaren de boodschap zo visueel mogelijk over te brengen. Deze cursus is toegespitst op het gebruik van ondersteunende gebaren binnen de vroegbehandeling voor peuters met TOS.
Omdat er geen onderzoek beschikbaar is over het effect van het gebruik van de gebaren op de taalontwikkeling en omdat uit ervaring bleek dat de reactie van de kinderen op gebaren verschillend is, ontstond de vraag of het gebruik van gebaren voor alle kinderen geschikt is. Daarom hebben we geïnventariseerd hoe kinderen volgens medewerkers reageren op gebaren en of ze er baat bij lijken te hebben. Bovendien hebben we gekeken of er een relatie was met het taalniveau en met de oordelen van medewerkers over het wel of geen baat hebben van gebaren en over de mate waarin gebaren op de groep werden gebruikt.