Jullie masterclass begon met de uitspraak van Wittgenstein ‘De grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld’. Waarom begon die juist daar mee?
Vissers: “Als je minder woorden tot je beschikking hebt, heb je niet alleen minder taal om met de mensen in je omgeving te communiceren, maar ook minder woorden om je eigen denken te sturen. Dat is de oorsprong van veel cognitieve problemen. Het citaat van Wittgenstein drukt dit idee heel mooi uit, vinden wij.”
Toch komt ‘taal’ als onderwerp om naar te kijken weinig terug in jullie benadering. In het neuropsychologisch model dat jullie gebruiken, zit taal minder dan we gewend zijn bij het kijken naar taalstoornissen.
Vissers: “Taal zit juist heel sterk in ons model. Wij spreken zelfs van taal in het kwadraat, in de zin van innerlijke taal aan de ene kant en sociale taal aan de andere kant, de dialoog met jezelf en anderen. We kunnen onszelf, anderen en de wereld niet goed leren kennen als we de woorden niet hebben om de dialoog aan te gaan. Kinderen met TOS zijn in die zin begrensd. Als je minder woorden hebt om bij spreken en denken te gebruiken, heb je een kleinere wereld, zowel een kleinere buitenwereld, als een kleinere binnenwereld. Dat kan leiden tot gedragsmatige en cognitieve problemen. Als de sociale dialoog beperkt is, is ook de innerlijke dialoog beperkt en kun je jezelf minder reguleren, minder nadenken over jezelf. Bij de behandeling van kinderen met een TOS gaat het vaak over spreken en begrijpen, maar eigenlijk nooit over innerlijke taal. Dat is eigenlijk heel opmerkelijk. In ons neuropsychologisch model gaat het wel ook over innerlijke taal, omdat we denken dat we de communicatieve en sociaal-emotionele problemen van kinderen en volwassenen met TOS daardoor beter kunnen begrijpen. Problemen met taal leiden tot problemen in de innerlijke taal en dat leidt tot problemen met EF, executief functioneren en ToM (Theory Of Mind, red.). Het afgelopen jaar hebben Daan, Jet Isarin, Ina Jekeli en ik intensief gedacht en gesproken over dit model. Dit model vormt de basis voor een handreiking ‘Sociaal emotionele problematiek bij kinderen en jongeren met TOS’ die wij samen schreven.”
Dat is een heel andere manier van kijken dan we gewend zijn. Wat betekent dat voor diagnostiek en behandeling?
Hermans: “Voor het vaststellen van de taalontwikkelingsstoornis, voor dat stukje diagnostiek, zal er niets veranderen. Maar voor de diagnostiek die er op gericht is om de behandeling in te richten hopelijk wel. Want als je bijvoorbeeld problemen ziet in het executief functioneren, zoals niet kunnen plannen, dan zul je vervolgens na moeten gaan wat de onderliggende oorzaak van dit probleem is; bijvoorbeeld een tekort aan innerlijke taal. En die vaststelling gebruik je dan in het kiezen of vormgeven van je behandeling.”
Vissers: “Ik gebruik weleens de metafoor van de natte straat. Als je een natte straat ziet, denk je in eerste instantie: het heeft natuurlijk geregend. Maar andere oorzaken zijn mogelijk. Iemand kan de straat geschrobd hebben, een auto gewassen, een emmer leeggegooid. Het gedragsniveau is dan de natte straat. Ligt aan een gedragsprobleem een beperkt werkgeheugen, of mentale inflexibiliteit ten grondslag? Als je dat weet kun je maatwerk bieden in de behandeling.”
Hermans: “Innerlijke taal helpt kinderen om hun gedrag in goede banen te leiden. Het ondersteunt allerlei executieve functies, zoals het maken van planningen en het oplossen van problemen. En mensen gebruiken die innerlijke taal ook om impulsieve reacties te controleren, om hun emoties in goede banen te leiden en om zichzelf te motiveren. We gebruiken innerlijke taal dus voor allerlei verschillende executieve functies. En wij denken dat die innerlijke taal zijn origine heeft in de sociale dialoog, en dat in deze dialoog de sleutel ligt tot het stimuleren van innerlijk taal. Het ligt misschien wel voor de hand dat logopedisten de innerlijke taal van kinderen gaan stimuleren. Bijvoorbeeld door voor te doen hoe zij zelf hardop nadenkend een probleem oplossen of een planning maken.”