Ga naar hoofdcontent Ga naar de hoofdnavigatie
Neuropsychologisch model belicht innerlijke taal bij TOS
Deel dit artikel

Neuropsychologisch model belicht innerlijke taal bij TOS

10 juni 2017 - Leestijd 10 - 15 minuten

Daan Hermans en Constance Vissers van de Kentalis Academie ontwikkelden samen met collega’s een neuropsychologisch model om de communicatieve en sociaal-emotionele problemen bij kinderen met TOS beter te begrijpen. ‘Volgens ons model ontstaat de communicatieve en sociaal-emotionele problematiek bij kinderen met TOS op de kruising van verschillende etiologische paden, namelijk via invloeden vanuit de hersenen, genen, cognitie en omgeving.’

Tijdens het Simea-congres in april van dit jaar gaven Constance Vissers, Daan Hermans en Marcia van de Wetering een masterclass met als titel ‘Een neuropsychologisch perspectief op taalontwikkelingsstoornissen (TOS)’. In de masterclass vertelden ze over het samenspel tussen taalontwikkeling en de ontwikkeling van de executieve functies en sociale cognitie (Theory of Mind). De inzichten die dit oplevert, dragen bij aan methoden van diagnostiek en behandeling. De reacties op de masterclass waren heel positief. Vissers: “Mensen zeiden bijvoorbeeld ‘Het gedrag dat jullie beschrijven herkennen we, maar door jullie verhaal kunnen we woorden geven aan wat we zien. We zijn al bezig met dit soort dingen, maar het denkkader dat er in de masterclass werd aangeboden, helpt ons om verder te komen.’”

Portret van Daan Hermans en Constance Vissers
Foto: Paul Bolk

Daan Hermans en Constance Vissers

Jullie masterclass begon met de uitspraak van Wittgenstein ‘De grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld’. Waarom begon die juist daar mee?

Vissers: “Als je minder woorden tot je beschikking hebt, heb je niet alleen minder taal om met de mensen in je omgeving te communiceren, maar ook minder woorden om je eigen denken te sturen. Dat is de oorsprong van veel cognitieve problemen. Het citaat van Wittgenstein drukt dit idee heel mooi uit, vinden wij.”

Toch komt ‘taal’ als onderwerp om naar te kijken weinig terug in jullie benadering. In het neuropsychologisch model dat jullie gebruiken, zit taal minder dan we gewend zijn bij het kijken naar taalstoornissen.

Vissers: “Taal zit juist heel sterk in ons model. Wij spreken zelfs van taal in het kwadraat, in de zin van innerlijke taal aan de ene kant en sociale taal aan de andere kant, de dialoog met jezelf en anderen. We kunnen onszelf, anderen en de wereld niet goed leren kennen als we de woorden niet hebben om de dialoog aan te gaan. Kinderen met TOS zijn in die zin begrensd. Als je minder woorden hebt om bij spreken en denken te gebruiken, heb je een kleinere wereld, zowel een kleinere buitenwereld, als een kleinere binnenwereld. Dat kan leiden tot gedragsmatige en cognitieve problemen. Als de sociale dialoog beperkt is, is ook de innerlijke dialoog beperkt en kun je jezelf minder reguleren, minder nadenken over jezelf. Bij de behandeling van kinderen met een TOS gaat het vaak over spreken en begrijpen, maar eigenlijk nooit over innerlijke taal. Dat is eigenlijk heel opmerkelijk. In ons neuropsychologisch model gaat het wel ook over innerlijke taal, omdat we denken dat we de communicatieve en sociaal-emotionele problemen van kinderen en volwassenen met TOS daardoor beter kunnen begrijpen. Problemen met taal leiden tot problemen in de innerlijke taal en dat leidt tot problemen met EF, executief functioneren en ToM (Theory Of Mind, red.). Het afgelopen jaar hebben Daan, Jet Isarin, Ina Jekeli en ik intensief gedacht en gesproken over dit model. Dit model vormt de basis voor een handreiking ‘Sociaal emotionele problematiek bij kinderen en jongeren met TOS’ die wij samen schreven.”

Dat is een heel andere manier van kijken dan we gewend zijn. Wat betekent dat voor diagnostiek en behandeling?

Hermans: “Voor het vaststellen van de taalontwikkelingsstoornis, voor dat stukje diagnostiek, zal er niets veranderen. Maar voor de diagnostiek die er op gericht is om de behandeling in te richten hopelijk wel. Want als je bijvoorbeeld problemen ziet in het executief functioneren, zoals niet kunnen plannen, dan zul je vervolgens na moeten gaan wat de onderliggende oorzaak van dit probleem is; bijvoorbeeld een tekort aan innerlijke taal. En die vaststelling gebruik je dan in het kiezen of vormgeven van je behandeling.”

Vissers: “Ik gebruik weleens de metafoor van de natte straat. Als je een natte straat ziet, denk je in eerste instantie: het heeft natuurlijk geregend. Maar andere oorzaken zijn mogelijk. Iemand kan de straat geschrobd hebben, een auto gewassen, een emmer leeggegooid. Het gedragsniveau is dan de natte straat. Ligt aan een gedragsprobleem een beperkt werkgeheugen, of mentale inflexibiliteit ten grondslag? Als je dat weet kun je maatwerk bieden in de behandeling.”

Hermans: “Innerlijke taal helpt kinderen om hun gedrag in goede banen te leiden. Het ondersteunt allerlei executieve functies, zoals het maken van planningen en het oplossen van problemen. En mensen gebruiken die innerlijke taal ook om impulsieve reacties te controleren, om hun emoties in goede banen te leiden en om zichzelf te motiveren. We gebruiken innerlijke taal dus voor allerlei verschillende executieve functies. En wij denken dat die innerlijke taal zijn origine heeft in de sociale dialoog, en dat in deze dialoog de sleutel ligt tot het stimuleren van innerlijk taal. Het ligt misschien wel voor de hand dat logopedisten de innerlijke taal van kinderen gaan stimuleren. Bijvoorbeeld door voor te doen hoe zij zelf hardop nadenkend een probleem oplossen of een planning maken.”

UIT: Isarin, J., Jekeli, I., Hermans, D. & Vissers, C. (2017). Handreiking sociaal-emotionele problematiek bij kinderen en jongeren met TOS. Sint-Michielsgestel: Kentalis (interne publicatie). Op te vragen bij j.isarin@kentalis.nl

Werkmodel Sociaal Emotionele Problematiek (SOEP)

Sluit

Waar zijn jullie nieuwsgierig naar, wat willen jullie nog weten?

Hermans: “Ik ben heel nieuwsgierig hoe de innerlijke taal eruit ziet bij tweetalige dove kinderen die de Nederlandse Gebarentaal beheersen. Hoe ziet hun innerlijke taal eruit? Of bij meertalige horende kinderen, die twee gesproken talen gebruiken, zou ik ook wel willen weten welke taal ze gebruiken en wanneer?”

Vissers: “Het beïnvloeden van de innerlijk taal zou mooi zijn, maar we weten nog niet of het kan. We weten nog niet of je de innerlijke taal bij kinderen en jongeren met een TOS kunt verbeteren. Daarom willen we een onderzoek starten waarin we nagaan hoe het gesteld is met de innerlijk taal bij kinderen met TOS en hoe die beïnvloedbaar is door een behandeling.”

Hermans: “We moeten nog veel meer weten, maar intussen zijn we al begonnen om dingen uit te proberen op cluster 2-scholen.”

Vissers: “We willen kijken naar kinderen vanuit dit neuropsychologisch denkmodel. We ontwikkelden een nieuwe ToM-behandeling voor jongeren met TOS. Binnen deze behandeling proberen we de innerlijke taal van jongeren te stimuleren door samen met de jongeren in gesprek passende woorden te vinden voor hun belevingswereld en hen ook belevingsgerichte oefeningen aan te bieden: wat kun je zelf denken en voelen en wat denken en voelen anderen? Momenteel voeren we een pilot-onderzoek uit waarbinnen we middels een voor- en nameting nagaan of de ToM-behandeling invloed heeft op het vermogen een ToM te vormen en het niveau van sociaal emotioneel functioneren.”