Reacties
Annemieke van Kampen is senior docent Dovencultuur en moeder van twee dove kinderen van 10 en 7 jaar zonder CI
“Ik ben met gebarentaal opgegroeid bij mijn horende ouders, dankzij dove oppassen sinds ik twee jaar oud was.
Mijn moeder heeft zich in de jaren negentig aangemeld voor de tolkopleiding, maar werd afgewezen omdat ze ‘te betrokken’ zou zijn. Ik ken een heleboel gedreven ouders die de tolkopleiding doen om met hun dove kinderen en hun dove vrienden te kunnen communiceren. Deze ouders willen graag in contact komen met de Dovengemeenschap en daarvoor is de tolkopleiding vaak de enige mogelijkheid.
Het voorstel van een leerlijn NGT en betaald verlof voor ouders vind ik daarom zeer goed. Ouders kunnen dan ervaringen uitwisselen met dove en slechthorende volwassenen en meer te weten komen over Dovencultuur.
Dove en slechthorende kinderen hebben recht op een volledig toegankelijke visuele taal en de kans een (bi)culturele identiteit te ontwikkelen. Met gesproken taal kun je niet garanderen dat kinderen alles mee zullen krijgen, ook al hebben ze een top-CI. Van jongs af moeten dove en slechthorende kinderen gewoon gebarentaal krijgen aangeboden. En niet voor een paar jaar, maar in elke ontwikkelingsfase.
Mijn kinderen zitten op de Guyotschool en hebben een leerkracht die op een hoog niveau gebarentaalvaardig is. Hun klasgenoten gebruiken onderling wel meer gesproken taal, waardoor mijn kinderen zich soms buitengesloten voelen.
Dove en slechthorende kinderen op een reguliere school moeten de tolk NGT / NmG goed kunnen volgen. Maar vaak hebben deze kinderen helaas te weinig gebarentaal geleerd. Met gebarentaal kunnen ze de tolken, leerkrachten én hun dove en slechthorende leeftijdsgenoten goed volgen en socialer met elkaar omgaan.”
Martijn Agterberg is neurowetenschapper aan de Radboud Universiteit en Radboudumc
“De mogelijkheden voor een kind met een cochleair implantaat kunnen niet duidelijk genoeg benoemd worden. Het is waar dat het soms niet optimaal gaat. Het kan natuurlijk in uitzonderlijke gevallen ook helemaal mis gaan, maar in veruit de meeste gevallen zouden de kinderen en ouders het CI voor geen goud willen missen.
Nog steeds kost luisteren, vooral in een drukke omgeving met achtergrondgeluiden, veel inspanning. Maar het is toch fantastisch dat sommige kinderen kunnen bellen met opa en oma. En acceptatie van de situatie kan ook tot veel levensgeluk leiden.
Mijn expertise ligt vooral op het vlak van binauraal horen. Dus ik ben geen expert op het gebied van de mogelijke invloed van gebarentaal op de ontwikkeling van spraakverstaan met een CI.
Van KNO-artsen en audiologen hoor ik dat het aanleren van gebarentaal de ontwikkeling van gesproken taal in de weg zit. Ik ken het onderzoek hiernaar niet heel goed maar ik ken geen overtuigend artikel waaruit dit blijkt. Het is niet uit te sluiten dat de kinderen die het niet zo goed doen baat zouden hebben bij gebarentaal. Of dat juist de kinderen die het wel goed doen met een CI nog meer voordelen zouden ervaren als ze ook gebarentaal zouden aanleren. Maar het is ook niet uit te sluiten dat het averechts zou werken.
Het aanbieden van gebarentaal op school zou heel nuttig kunnen zijn. Meer aandacht voor gehoorproblematiek helpt kinderen die wel goed kunnen horen mogelijk om meer inzicht te krijgen in de ervaring van kinderen die niet optimaal kunnen horen.”
Marieke Blom is leerkracht op een school voor kinderen met een communicatief meervoudige beperking (CMB)
“Ik heb altijd regulier onderwijs gevolgd met alleen solo apparatuur. Mijn geluk is geweest dat ik altijd in kleine klassen gezeten heb, waardoor ik met twee hoorapparaten nog aardig kon meekomen. Maar na schooltijd was ik vaak te moe om huiswerk te maken. Ik wilde alles proberen op te vangen, om maar niets te hoeven missen.
Ook tegen mijn ouders is altijd gezegd dat ze vooral geen gebarentaal moesten aanbieden, zodat mijn twee dove zusjes en ik zo goed mogelijk leerden praten en mee konden komen in de maatschappij. Dat is ook gelukt.
Helaas heb ik een aantal jaar geleden wel een burn-out gehad. Eerst dacht ik dat het aan mijn werk lag. Maar ik had mijn doofheid niet geaccepteerd. Ik gebruikte geen hulpmiddelen en ik ging maar door alsof ik horend was. Inmiddels had ik op mijn werk wel gebarentaal geleerd, maar een tolk had ik nog nooit ingezet.
In diezelfde periode heb ik ook een CI gekregen, een bewuste keuze want mijn moedertaal blijft Nederlands.
Langzaamaan heb ik contacten gekregen binnen de dovenwereld en daar is een wereld voor mij open gegaan. Ik ben heel blij dat ik inmiddels kan kiezen wat ik wil. Ik kies nu bewust voor NGT, NmG of Nederlands, afhankelijk van de situatie.
Ik ben het er dus zeker mee eens om vanaf het begin al NGT aanbod te geven. NGT leer je het beste door er in ondergedompeld te worden. Als kinderen van kleins af aan weten dat er meerdere mogelijkheden voor communicatie zijn, kunnen ze zelf kiezen.”
Arjenne Fakkel is beeldend kunstenaar en moeder van twee dove kinderen met een CI (een zoon van 21 en een dochter van 14) die tweetalig zijn opgevoed
“Ik zag altijd het enorme belang van gebarentaal en dove contacten. Wij hebben het met een groep ouders indertijd zelf geregeld. Mijn kinderen praatten goed en wilden eerst geen gebarentaal. Mijn man gebaarde ook niet zo goed. Mijn dochter zuchtte dan en keek de andere kant op, dan stopte hij maar weer.
Nu kantelt het en zijn mijn kinderen dolgelukkig dat ze gebarentaal hebben geleerd. Ze kunnen hun CI afdoen en communiceren, ze voelen zich dan niet minder of onzeker. Mijn dochter zit nu in de derde van het VWO en zou het liefst dovenonderwijs volgen – maar dat kan niet op dat niveau.
Op de school van mijn dochter kregen kinderen die ook maar een beetje konden horen en praten voornamelijk gesproken taal aangeboden. De ouders storten zich dan vol op praten, dat wordt door iedereen geadviseerd. Het is de weg van de minste weerstand. Ouders willen niemand belasten, ze kunnen gewoon naar hun werk. In hun achterhoofd zit wel dat ze gebarentaal willen leren, maar het lukt niet. De cursussen gaan nooit door, want er zijn nooit genoeg aanmeldingen.
NGT is echt een mooie taal en een enorme verrijking. Laat je kind weten dat er nog een andere taal is en dat er andere dove en slechthorende kinderen zijn. Ga naar bijeenkomsten, bijvoorbeeld van ‘Zo hoort het’ of ‘Oorigineel’. Ook als je geen gebarentaal kent of daar onzeker over bent. Natuurlijk is het fijn als je kind goed kan praten, maar probeer het allebei te doen. Kies het beste van twee werelden.”
Yvette van der Linden is pedagogisch behandelaar op een behandelgroep voor dove en slechthorende kinderen
“Ik zou mijn reactie het liefst in NGT willen vertellen, want dat is mijn moedertaal. In mijn vijftien jaar werkervaring heb ik ouders meegemaakt die zeggen dat gebarentaal niet goed zou zijn voor hun kind. Andere ouders zeiden dat NmG voldoende was, of dat gebarentaal alleen de eerste vier jaar belangrijk was. Maar ik heb tot nu toe nog geen kind meegemaakt dat geen gebaren(taal) wilde leren.
De meeste ouders zijn bang dat het Nederlands niet voldoende wordt ontwikkeld als je (ook) NGT gebruikt. Dus het is heel belangrijk dat ouders vanaf het begin goed worden voorgelicht. Ik pleit voor dove gezinsbegeleiders, of dat er in ieder geval een dove volwassene meekomt tijdens de eerste bezoeken. Ouders moeten direct de indruk krijgen dat NGT gelijkwaardig is aan het Nederlands. Ze moeten het vertrouwen krijgen dat hun kind goed begeleid wordt in Nederlands én NGT, en dat beide talen elkaar juist versterken.
NGT is (eindelijk) wettelijk erkend als een echte taal. NmG is maar een hulpmiddel. Als het aan mij lag, worden cursussen NmG geschrapt. Investeer liever in cursussen NGT. Men kan de gebaren uit de NGT ook inzetten als ondersteunende gebaren bij spraak.
Het is oneerlijk om als ouder te zeggen dat je kind geen gebarentaal wil leren, want hoe kunnen kinderen die keuze maken als er onvoldoende aanbod is? Bied dove kinderen tot en met hun middelbare schooltijd zowel Nederlands als NGT aan, pas daarna kunnen ze een weloverwogen keuze maken. Of niet, want beide talen beheersen is alleen maar een verrijking.”
Onno Crasborn is hoogleraar Nederlandse Gebarentaal aan de Radboud Universiteit
“Ik ben het met Floris Roelofsen eens. De dovenscholen hebben in 2010 collectief spijt betuigd voor het orale verleden (op het Internationale congres voor Dovenonderwijs in Vancouver), maar vervolgens zijn ze vrolijk doorgegaan met het NmG te promoten. NmG is gewoon Nederlands en geen gebarentaal. NmG is wel nuttig, bijvoorbeeld als opa en oma op bezoek komen, maar een doof kind moet ook NGT leren.
De medische wereld speelt ook een belangrijke rol. KNO-artsen en audiologen doen uitspraken over taal en taalontwikkeling die ver buiten hun expertise gaan. Als de nadruk ligt op spraak verstaan dan is er iets voor te zeggen om de hele dag te praten. Maar spraak verstaan is geen doel op zich.
Ondersteunende gebaren zijn ook nuttig voor de anderhalf miljoen slechthorenden in Nederland. De lage status van gebarentaal gaat echt niet veranderen door de erkenning. Maar als meer mensen NmG gaan gebruiken maak je het leven voor de groep slechthorenden aangenamer en verhoog je tegelijk de status van gebaren in brede zin.
Floris zit met een acuut probleem. Maar ik probeer naar de lange termijn te kijken. En de ambitie moet zijn om gebarentaal op alle scholen een plekje te geven. Het passend onderwijs is niet goed gelukt, acceptatie onder kinderen is een lastige kwestie. Maar als kinderen gebarentaal een leuk schoolvak vinden wordt dat beter. Wat dove kinderen nodig hebben is dat horende kinderen gebaren normaal vinden.”