Ga naar hoofdcontent Ga naar de hoofdnavigatie
Cochleaire implantatie en tweetaligheid
Deel dit artikel

Cochleaire implantatie en tweetaligheid

9 december 2000 - Leestijd 5 - 20 minuten

Een keuze voor cochleaire implantatie (Cl) bij een jong doof kind wordt vaak gezien als een keuze vóór gesproken taal en tégen Nederlandse Gebarentaal (NGT) en daarmee als een keuze voor integratie in de horende wereld in plaats van in de Dovencultuur. Anderen benadrukken echter dat Cl geen keuze voor een bepaald taalaanbod inhoudt.

page.header_image.alt

Inleiding

Kennelijk is er geen overeenstemming over welke effecten op de taalontwikkeling men van Cl kan verwachten. Dit leidt ertoe dat ouders die een beslissing moeten nemen betreffende de begeleiding van hun jonge dove kind te maken hebben twee keuzeprocessen, een "taaidiscussie" en een "Cl discussie", die niet op elkaar zijn afgestemd zijn. Na een inventarisatie van de verschillende soorten onderwijs aan dove kinderen in Nederland en de effecten daarvan op de ontwikkeling van gesproken taal bij kinderen met een Cl, komen de auteurs op basis van beschikbare evaluatiegegevens tot de conclusie dat in alle taalsettings aan de voorwaarden voor optimaal implantaatgebruik kan worden tegemoet gekomen. De verschillende aspecten hiervan en de praktische implicaties worden besproken. Integratie - in enige praktische vorm – van hoorontwikkeling en NGT, dus parallelle tweetaligheid, is de enige mogelijkheid de aan het begin genoemde tegenstelling de wereld uit te helpen. In dat geval hebben dove kinderen de mogelijkheid zowel in de wereld van de doven als in die van de horenden te functioneren.

Conclusies

  • Inzet voor de ontwikkeling van gesproken taal is een vereiste voor het optimaal benutten van de mogelijkheden die cochleaire implantatie in principe biedt voor de hoorontwikkeling en de ontwikkeling van gesproken taal.
  • Deze inzet voor gesproken taal is vanzelfsprekend aanwezig in een gesproken taalomgeving. Ook binnen een programma voor parallelle tweetaligheid voor kinderen met een Cl zou deze inzet even vanzelfsprekend aanwezig moeten en kunnen zijn.
  • In alle gevallen geldt: hoe meer waarde gehecht wordt aan het horen en de gesproken taal, hoe meer kans op profijt van Cl, mogelijkheden die anders waarschijnlijk onvoldoende benut zouden worden.