'Ambulant support staff’?
Tijdens dit congres ging ik op zoek naar het grote plaatje over hoe ‘passend onderwijs’ voor kinderen met taal-, spraak- en/of gehoorproblemen door internationale collega’s in praktijk wordt gebracht. Mijn collega en ik vertelden tijdens onze presentatie over de toekenning van onderwijsarrangementen aan leerlingen met extra behoeften op het gebied van spraak, taal en/of gehoor. Welke afwegingen maken we in Nederland om leerlingen naar ofwel speciaal onderwijs ofwel regulier onderwijs met een arrangement cluster 2 te laten gaan? Hoe verloopt de samenwerking tussen leerkrachten, logopedist en ambulant dienstverleners op scholen? En wat houdt een onderwijsarrangement met ambulante dienstverlening op regulier onderwijs eigenlijk in? Al snel bleek dat de functie van ‘ambulant support staff’ (ambulant dienstverlener) onbekend is in de Verenigde Staten. Menig internationale collega hebben we verteld over wat een ambulant dienstverlener doet. Een logopediste uit South-Carolina vertelde dat vanwege de grote afstanden tussen plattelandsgebieden en steden in haar staat een taak als ambulant dienstverlener ondenkbaar is. Om de leerlingen met extra behoeften op spraak en taal toch te kunnen bereiken werken er op veel reguliere scholen logopedisten.
Samenwerking tussen professionals
De Amerikaanse regering ontwikkelde verschillende wetgevingen zoals No Child Left Behind Act (2001) en de Every Student Succeeds Act (2015). Deze wetten streven, net als de Nederlandse Wet op Passend onderwijs (ingevoerd in 2014), na dat leerlingen met extra behoeften zonder beperkingen toegang hebben tot onderwijs in de (nabije) omgeving. Het bieden van inclusief onderwijs vraagt om samenwerking tussen leerkrachten en specialisten. Inclusief onderwijs bieden vraagt om samenwerking tussen leerkrachten en specialisten en die is niet altijd vanzelfsprekend Danielle Shore, verbonden aan Lynwood Unified School District in Californië, concludeerde dat deze samenwerking niet vanzelfsprekend is. Zij onderzocht en beschreef de belemmeringen die een goede samenwerking in de onderwijssetting soms in de weg staan. Shore noemt de persoonlijke houding van samenwerkingspartners, tijdsbeperkingen, grootte van de caseload, toegankelijkheid van de klaslokalen en het ontbreken van administratieve ondersteuning als factoren die van invloed zijn op de samenwerking. Haar kwalitatieve studie geeft inzicht in wat volgens leerkrachten en logopedisten bijdraagt om een toekomstige samenwerking te verbeteren. Eigenschappen en vaardigheden zoals een open houding, open staan voor constructieve feedback, samenwerken aan doelen, het grote plaatje zien van het succes van de leerling, een positieve schoolcultuur en administratieve ondersteuning dragen bij aan een goede samenwerking.
Doelgerichte ondersteuning
Ook Jean Blosser, directeur van Creative Strategies for Special Education, vindt een goede samenwerking en relatie tussen logopedisten en leerkrachten onontbeerlijk. Blosser’s presentatie “10 collaboration tools you can use right away” bood professionals handvatten voor het opzetten van doelgerichte ondersteuning binnen scholen. Hoe zorg je dat 45 minuten begeleiding ook echt effectief zijn? Haar tien handvatten zetten aan tot gesprek, laten kennis toenemen, zorgen dat data en informatie worden verzameld, leren de betrokkenen nieuwe vaardigheden en laten betrokkenheid toenemen. De leerkracht raakt betrokken bij de leerling wanneer je hem concrete tips geeft die toepasbaar zijn in het dagelijks handelen Een belangrijke voorwaarde tot succes volgens Blosser is inzetten op een betekenisvolle relatie met al de specialisten en betrokkenen rondom de leerling. Het is bijvoorbeeld belangrijk uit te zoeken wat de leerkracht weet over de communicatieve problemen van de leerling, hoe het de leerontwikkeling beïnvloedt en welke strategieën de leerling vooruit helpen. Dit draagt bij aan het begrip van welke belangrijke rol zij vervullen voor de leerling. Blosser benadrukt ook het belang van het hebben van een algemeen beeld van de schoolcultuur. Dit geeft je een idee over of de school openstaat voor samenwerking en in welke mate. Ze raadt af om factsheets te overhandigen aan de leerkrachten van leerlingen met extra behoeften. Zo’n sheet belandt uit het zicht, in een lade en het doel wordt gemist. Wat volgens Blosser wel helpt om de leerkracht betrokken te maken bij wat hij of zij kan doen voor de leerling is het geven van concrete tips, toepasbaar in het dagelijks handelen. Tenslotte kan een vragenlijst voor de leerling inzicht geven in de gevoelens over en voorkeuren en aanbevelingen voor de begeleiding die ze krijgen in hun spraak- en taalontwikkeling. De vragenlijst biedt een aanknopingspunt om de motivatie en verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces bij de leerling te stimuleren. Blosser gaf tijdens haar presentatie veel voorbeelden van evaluatieformulieren en vragenlijsten die zij en haar collega’s in de afgelopen jaren ontwikkelden.