Op 13 december 2024 promoveerde Lisa Verbeek aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Ze onderzocht de taal, beginnende geletterdheid en gedragsproblematiek van jonge tweetalige kinderen met (een vermoeden van) TOS. Hieronder vatten we de belangrijkste resultaten samen.
Illustrator: Jedi Noordegraaf, Studio Vandaar
De tweetalige kinderen in ons onderzoek spraken thuis vooral Pools of Turks. Daardoor waren ze vaak beter in hun thuistaal dan in het Nederlands. Hun Nederlandse woordenschat was kleiner dan die van eentalige kinderen, wat niet verrassend is omdat ze het Nederlands minder vaak hadden gehoord.
De tweetalige kinderen met TOS hadden over het algemeen een kleinere woordenschat in hun thuistaal en een zwakkere uitspraak in beide talen dan tweetalige kinderen zonder TOS. Ook hun uitspraak van niet-bestaande woorden (bijvoorbeeld boenaa) was zwakker. Het lijkt dus belangrijk om deze vaardigheden te evalueren bij een vermoeden van TOS.
De Nederlandse woordenschat van tweetalige kinderen met TOS verschilde echter niet significant van die van tweetalige kinderen zonder TOS. Mogelijk hadden de kinderen met TOS een voorsprong door de Nederlandstalige vroegbehandeling TOS, waarvan de tweetalige kinderen evenveel profiteerden als hun eentalige leeftijdsgenootjes met TOS.
Illustrator: Jedi Noordegraaf, Studio Vandaar
Het onderzoek wees verder uit dat vaardigheden in de thuistaal en het Nederlands met elkaar samenhingen. Hoe beter een kind sprak in de ene taal (bijvoorbeeld /r/ in het Pools), hoe beter dat ook in de andere taal ging (bijvoorbeeld /r/ in het Nederlands). Maar voor de klanken of woorden die uniek zijn voor een taal, zoals de Nederlandse g of het Turkse woord çiçek, vonden we geen relaties tussen talen. Het bleek dat kinderen zich extra moeten concentreren op het leren van dit soort nieuwe woorden en klanken: kinderen met een betere selectieve aandacht hadden een betere uitspraak van taalspecifieke klanken en kenden meer woorden in beide talen.
Tot slot vonden we dat de taalvaardigheden van tweetalige kinderen met TOS samenhingen met andere vaardigheden:
Dit promotieonderzoek benadrukt opnieuw het belang van een meertalig perspectief bij het herkennen en ondersteunen van een mogelijke TOS bij jonge tweetalige kinderen. Dit betekent bijvoorbeeld dat we aandacht hebben voor de vaardigheden van de thuistaal van een kind, in relatie tot het ontvangen taalaanbod thuis, en voor de structurele verschillen tussen de thuistaal en het Nederlands. Met name een zwakke uitspraak lijkt te wijzen op een mogelijke TOS en kan risico’s vormen voor de Nederlandse beginnende geletterdheid. Samen met ouders kan gewerkt worden aan de uitspraak in de thuistaal; dit helpt mogelijk ook het Nederlands.
Het proefschrift is hier te downloaden.
Voetnoot
(a) Op jonge leeftijd is het lastig om zeker te weten of een kind een TOS heeft. Er is namelijk veel variatie in de taalontwikkeling, zeker bij jonge meertalige kinderen. Soms halen kinderen die achterlopen, dit vanzelf weer in. Daarom spreken we bij jonge kinderen vaak over “een vermoeden van” TOS. Maar voor de leesbaarheid hanteren we in deze samenvatting de term “kinderen met TOS”.