TOS bij tweetalige kinderen
De tweetalige kinderen in ons onderzoek spraken thuis vooral Pools of Turks. Daardoor waren ze vaak beter in hun thuistaal dan in het Nederlands. Hun Nederlandse woordenschat was kleiner dan die van eentalige kinderen, wat niet verrassend is omdat ze het Nederlands minder vaak hadden gehoord.
De tweetalige kinderen met TOS hadden over het algemeen een kleinere woordenschat in hun thuistaal en een zwakkere uitspraak in beide talen dan tweetalige kinderen zonder TOS. Ook hun uitspraak van niet-bestaande woorden (bijvoorbeeld boenaa) was zwakker. Het lijkt dus belangrijk om deze vaardigheden te evalueren bij een vermoeden van TOS.
De Nederlandse woordenschat van tweetalige kinderen met TOS verschilde echter niet significant van die van tweetalige kinderen zonder TOS. Mogelijk hadden de kinderen met TOS een voorsprong door de Nederlandstalige vroegbehandeling TOS, waarvan de tweetalige kinderen evenveel profiteerden als hun eentalige leeftijdsgenootjes met TOS.