In het proefschrift is onderzocht hoe ouders fijne lexicale afstemming gebruiken in verschillende aspecten van hun spraak, namelijk zinslengte, articulatie en het gebruik van grammaticale verbuigingen. Dit is onderzocht door het gebruik van bepaalde woorden in ouders spraak te vergelijken met de woordgeboortes van de kinderen. Wanneer een kind voor het eerst een woord gebruikt, spreken we van een woordgeboorte. In dit onderzoek vergelijken we het gebruik van een bepaald woord vanaf negen maanden voor de woordgeboorte en volgen we de evolutie tot zes maanden na woordgeboorte. Wat blijkt? Ouders gaan in de periode voor de woordgeboorte onder andere steeds duidelijker de klinkers articuleren, tot het moment dat hun kind het woord zelf uitspreekt. Daarna wordt de articulatie van de klinkers van dat bepaalde woord weer een stuk minder helder uitgesproken.
Ook in andere aspecten werd fijne lexicale afstemming gevonden, zoals bij de zinslengte en het gebruik van grammaticale verbuigingen. Ouders lijken impliciete kennis te hebben van de woorden die hun kinderen aan het leren zijn en passen hun spraak specifiek aan de woordkennis van hun kind aan. Bovendien toonde dit proefschrift aan dat ouders hun spraak aanpassen aan de hoorstatus van hun kind, aangezien ouders van kinderen met CI spreken met kortere zinnen, duidelijkere articulatie en met minder woordverbuigingen.