Ga naar hoofdcontent Ga naar de hoofdnavigatie
Leanne Nagels: “Denk na over een klinische toepassing van een spraak-in-achtergrondspraak-test voor kinderen”
Deel dit artikel

Leanne Nagels: “Denk na over een klinische toepassing van een spraak-in-achtergrondspraak-test voor kinderen”

23 december 2021 - Leestijd 5 - 10 minuten

Op 23 september verdedigde Leanne Nagels met succes haar proefschrift over de perceptie van stemkenmerken en spraak bij kinderen met CI. Uit haar onderzoek aan de RU Groningen bleek dat kinderen die op jonge leeftijd een CI krijgen tijdens en na de basisschoolleeftijd een grote ontwikkeling doormaken op deze gebieden.

page.header_image.alt

Foto: Leanne Nagels

Intro

Leanne Nagels is opgeleid als klinisch linguïst, waar ze voor haar master onderzoek deed naar oorzaken en ontstaan van taal- en spraakstoornissen. Voor haar bachelor deed ze veel met fonologie en taalverwerving en werkte ze aan klankverwerving bij baby’s. “Gaandeweg bij mijn master kwam ik erachter dat dat wel een hele leuke match is met kinderen met een gehoorbeperking. Enerzijds heb je klankverwerving en taalverwerving en anderzijds dat het met een CI op een heel andere manier verloopt.” Dat heeft Nagels op het pad van haar promotieonderzoek gebracht. Inmiddels heeft ze een andere carrière buiten de academische wereld werkt ze op het gebied van data-analyse, statistiek en programmeren.

Stemkenmerken en spraakverstaan - ontwikkeling in het waarnemen

Stemkenmerken en spraakverstaan

De focus van Nagels’ promotieonderzoek lag op stemkenmerken. “Ik heb vooral gekeken naar verschillen in toonhoogte, de frequentie waarop de stembanden trillen, en naar de grootte van het spraakkanaal (Vocal Tract Length, VTL). Eigenlijk zijn dat de belangrijkste twee dimensies waarop je verschil hoort in het geslacht van de spreker. Daarnaast heb ik ook nog naar emoties gekeken.” Op de vraag waarom ze toonhoogte en VTL in relatie wilde brengen met CI’s zeg ze: “Eerder onderzoek van ons lab heeft aangetoond dat toonhoogte cues nog redelijk worden doorgegeven. In die mate dat volwassen CI-gebruikers in staat lijken te zijn om een mannen- van een vrouwenstem te onderscheiden op basis van verschillen in toonhoogte. Maar niet zozeer op de verschillen in spraakkanaalgrootte.” Haar proefschrift gaat vooral over het waarnemen van verschillen in stemkenmerken, maar ze onderzocht ook de verstaanbaarheid. “De ene van de andere stem kunnen onderscheiden heeft invloed op verschillende aspecten die eigenlijk onder het spraakverstaan liggen. Het heeft invloed op het kunnen herkennen van een spreker, maar we weten bijvoorbeeld ook dat normaalhorende mensen beter zijn in het kunnen verstaan van een spreker waarmee ze al bekend zijn. Dus op die indirecte manier gebruik je de stemkenmerken ook voor dat grotere proces om spraak te kunnen verstaan.” Ze heeft ook onderzocht wat er gebeurt als de luisteromstandigheden moeilijker worden, zoals met spraak in achtergrondspraak. “Als je twee stemmen hebt die op elkaar lijken en door elkaar heen praten, dan wordt het gewoon lastiger, ook voor normaalhorenden.”

Ontwikkeling in het waarnemen van stemkenmerken

Nagels vergeleek ontwikkelingen bij normaalhorende kinderen, CI-kinderen en CI-volwassenen. CI-kinderen hebben prelinguaal een CI gekregen (bij de meesten tussen 0 en 2 jaar oud), in tegenstelling tot CI-volwassenen die op latere leeftijd doof zijn geworden en postlinguaal CI-gebruikers zijn. “Opvallend was dat vanuit taalkundig perspectief veelal wordt aangenomen dat bij normaalhorende kinderen het horen van verschillen in stemkenmerken al snel op volwassenenniveau hoort te zijn. Je gaat er een beetje vanuit dat het alleen maar een gehoorkwestie is. Maar het is ook een heel erg cognitief stuk; als het verschil gewoon heel klein wordt, dan moet je je focus op bepaalde kleine verschillen gaan leggen. En dat duurt best lang, ook bij normaalhorende kinderen, voordat dat echt op een volwassen niveau is. Het gaat heel erg om de selectieve aandacht in het luisteren. Dat lijkt ook zo te zijn bij CI-kinderen.” Tussen CI-kinderen en CI-volwassenen heeft Nagels ook verschillen gezien. “CI-kinderen vertoonden op veel vlakken toch een betere performance dan CI-volwassenen. Waarschijnlijk kunnen CI-kinderen door een stukje hersenplasticiteit beter leren waarop ze moeten letten. CI-volwassenen moeten eigenlijk hun hele auditieve systeem aanpassen aan het nieuwe signaal.” Ze kreeg eens de vraag of het niet a priori duidelijk was dat CI-kinderen vanwege hersenplasticiteit het beter doen. “Maar er was zeker ook de mogelijkheid om te zeggen dat ze nooit een normaal spraaksignaal hebben gehoord en geen idee hebben waar ze op moeten letten. CI-volwassenen weten wel hoe het zou moeten klinken. Dus het had eigenlijk beide kanten op kunnen gaan.”

Foto: Shutterstock

Belang van cognitieve vaardigheden - Emoties herkennen

Belang van cognitieve vaardigheden

Cognitieve vaardigheden zijn vooral belangrijk als er twee stemmen tegelijk zijn. “Als er hele grote verschillen zijn, dan is het zo overduidelijk dat je je niet zo erg hoeft te focussen. Dan kost het gewoon heel weinig inzet. Maar je ziet ook bij volwassenen dat als het verschil heel klein is, dan moet je echt gaan focussen op die vergelijking tussen de ene stem en de andere stem.” Nagels wijst op de adaptieve test die ze heeft gebruikt voor stemdiscriminatie. “Je moet stemmen onthouden, dus een stukje werkgeheugen, vervolgens moet je gaan vergelijken. En selectieve aandacht, dat je je richt op één punt. En dat is lastig als je nog niet zo goed weet wat dat punt dan moet zijn.” Ze heeft ook gekeken naar categorisering van geslacht: wanneer is het een mannenstem, wanneer wordt het een vrouwenstem. “Volwassenen hebben hele duidelijke kaders gevormd over de jaren heen. Bij kinderen duurt dat een tijd. Dat zie je zelfs bij klankperceptie, daar zijn ook onderzoeken van. Bijvoorbeeld het verschil tussen /s/ en /ʃ/ duurt bij kinderen vrij lang voordat ze echt op volwassenenniveau zijn van dit hoort hier en dit hoort daar. Die twijfelfase tussenin blijft nog heel lang groter dan bij volwassenen.”

Nagels heeft toonhoogte en VTL van één spreker gemanipuleerd en hield andere kenmerken, zoals spreeksnelheid of heesheid, allemaal gelijk. Luisteraars moesten kiezen tussen mannen- of vrouwenstem. “Bij volwassenen zie je dan een psychometrische functie met een omslagpunt waar ze overgaan van man naar vrouw. Bij de kinderen wordt het veel meer lineair, omdat het een twijfelfase is. Ze weten het niet precies.”

Emoties herkennen in de stem

Nagels heeft ook emotieherkenning onderzocht en daarvoor een test ontwikkeld, de EmoHI. “We hadden problemen om een test met echt goede geluidskwaliteit te vinden. Je ziet dat er heel veel behoefte is aan materiaal op dit gebied. Emotieherkenning komt steeds meer terug, ook bij CI-kinderen en slechthorende kinderen. We hebben besloten het zelf goed aan te pakken en te zorgen dat anderen die materialen ook konden gebruiken.” Ze legt uit dat dat een bewerkelijk proces was, inclusief validatie met normaalhorende volwassenen en kinderen om vier emoties te onderscheiden. “Het is in deze vorm nog niet een test om in de klinieken te gebruiken. We hebben het echt voor onderzoekers opgezet, die als onderdeel van een testbatterij een emotietest willen hebben.” Over de uitkomsten van de test vertelt Nagels dat volwassen bijna allemaal 100% scoorden. “Kinderen varieerden echt van kansniveau tot 100%. Emotieperceptie is altijd wel een complex onderwerp, omdat je heel veel verschillende facetten hebt. Wij hebben geprobeerd niet met luidheid te variëren. Luidheid wordt wel aardig doorgegeven via de CI en dat zou betekenen dat je alleen maar daarop kunt gaan focussen. Maar het is multidimensionaal. ”

De weg naar succesvolle therapie

De weg naar succesvolle therapie

In haar proefschrift noemt Nagels het performance level dat verwacht kan worden van CI-kinderen en indicatoren voor succesvolle therapie. Hoe ziet ze dat in de praktijk? “Misschien het besef dat je altijd die leeftijdsfactor mee moet wegen als je CI-kinderen met CI-volwassen gaat vergelijken. Ik denk dat duidelijk is dat dezelfde ontwikkeling deels te zien is bij normaalhorende kinderen. En ook het horen van spraak in achtergrondspraak, daarvan wordt in de kliniek vaak gezegd dat het te moeilijk is voor kinderen. Ik denk dat we dat best kunnen gebruiken als we met parameters gaan spelen. Je kunt de target-to-masker ratio  natuurlijk makkelijker maken voor kinderen dan voor volwassenen (zodat er meer verschil is tussen het signaal en de achtergrondspraak, red.). De zinnen kun je ook makkelijker maken. Het onderzoek laat zien dat kinderen die het ontzettend goed doen qua spraakverstaan en naar het regulier onderwijs gaan, nog best moeite kunnen hebben met complexe luistersituaties, zoals spraak en achtergrondspraak. Dat kan een beter beeld geven over wat een kind kan in de echte omgeving, niet alleen in stilte.” Nagels’ uitkomsten ondersteunen volgens haar het vroegtijdig implanteren van kinderen, zowel waar het gaat om spraak alsook andere ontwikkelingen. “Zeker. Hoe eerder hoe beter, zou ik zeggen.” Maar, nuanceert ze “Ik heb eigenlijk alleen mensen ontmoet die er enthousiast over waren. De kinderen die ik heb getest hadden een goed niveau van spraakverstaan. Kinderen waarbij CI niet zo succesvol is geweest, willen liever niet meedoen aan een onderzoek waarbij ze spraak moeten verstaan. Bij de conclusies proberen we er wel bij te zeggen dat het niet de hele populatie van CI-kinderen dekt.”

Tenslotte wil Nagels nog iets benadrukken over het gebruik van de spraak-in-achtergrondspraak-test en de veronderstelling dat kinderen dat per definitie niet zouden kunnen. “Dat vind ik wel iets waar mensen in de kliniek even over na moeten denken. Of het toch niet op een of andere manier mogelijk is. Het geeft wel een breder perspectief van luistervaardigheden in de echte wereld.”