2. Indirecte therapie
De behandeling door de logopedist, die daarna start, is gericht op indirecte therapie voor de thuistaal, naast de directe therapie (in het Nederlands) in het reguliere aanbod. Bij de indirecte therapie ligt de nadruk op interactiebegeleiding: effectieve strategieën in de ouder-kind interactie in de thuistaal/talen. De logopedist leert bij ouders principes aan die een taalstimulerend aanbod bevorderen (waaronder Hanen-principes, Pepper & Weitzman, 2009, Burger et al., 2012). Indirecte therapie via de ouders of anderen die de thuistaal spreken in de omgeving van het kind ligt voor de hand, omdat de logopedist de thuistaal meestal zelf niet spreekt.
3. Meertalige/anderstalige materialen
Om de doelen in de meertalige ontwikkeling en de therapie te kunnen bewerkstelligen, kijken we samen met ouders welke materialen/middelen er voorhanden zijn. Welke eigen hulpbronnen kunnen zij inzetten om hun kind meertalig op te voeden? Welke materialen zijn er voor een rijk en gevarieerd taalaanbod, voor de talen die het kind leert? Hierbij valt te denken aan boekjes, apps, filmpjes, liedjes, etc. In de pilot is gekozen voor individuele begeleiding in plaats van groepsbijeenkomsten, omdat de ouders sterk verschillen in hun wensen en mogelijkheden op het gebied van taalstimulatie en in hun geletterdheid.
Ouders leerden van de logopedist en de logopedist leerde ook van de ouders
Waar nodig werd een tolk ingezet. Na het startgesprek is in circa zes behandelingen door de logopedist gewerkt aan de doelen voor de interactiebegeleiding en advisering over de meertaligheid. Wederzijds van elkaar leren stond tijdens deze bezoeken centraal. Ouders leerden van de logopedist en de logopedist leerde ook van de ouders. Er was een positieve houding naar beide talen. Een kind kreeg complimenten als het iets vertelde, in welke taal dan ook.