Dovenonderwijs
Alice benadrukt nog een keer dat je er met gebarentaal alleen niet komt. “Er schuilt een wereld achter. Het gaat om de sfeer, dat leerlingen niet de uitzondering zijn. Wij hebben op de Polanoschool het hele gebouw aangepast. Het was ook altijd een groot gevecht met de arbodienst: “de medewerker neemt de telefoon niet op”. Hoe vaak ik wel niet een lijstje heb gestuurd van dove medewerkers. Of we kregen computerprogramma’s voor vakken die dove leerlingen niet konden gebruiken.”
We praten over de taak van het dovenonderwijs. “Deze kinderen moeten meer leren. Gesprekken tussen hun ouders ontgaan hen, er is minder incidenteel leren. Als je alleen NGT beheerst hoor je les te krijgen van een dove docent of een gebaarvaardige docent. Je moet NGT en Nederlands (via NmG) allebei heel goed aanbieden, met twee docenten: de een gebaarvaardig en de ander goed in Nederlands. We vragen uiteindelijk aan de leerling wat ze de fijnste taal vinden: NGT of NmG. Daar krijgen ze dan instructie in.”
Geen statusverschil
Is er voor de leerlingen dan geen statusverschil tussen gebarentaal en Nederlands? “Dat is het mooie van een school waar iedereen doof of slechthorend is, dan maakt dit niet uit. Dan gaat het over inspanning: ben je na een half uur hartstikke moe als er geen gebaren gebruikt worden? Er is geen statusverschil. Tijdens het eten is iedereen aan het gebaren. De ene taal is niet beter dan de andere.”
"Als je doof geboren wordt, is gebarentaal je moedertaal"
Alice erkent dat er buiten de school wel verschil is tussen de talen. Zo benadrukken audiologen vaak de gesproken taal. “Audiologen willen dat het CI zo goed mogelijk werkt. Dat kinderen klanken herkennen. Maar ons doel is totaal anders. Wij willen goed onderwijs, en dat gaat om informatie overdragen. We zullen met elkaar in gesprek moeten blijven, zodat we elkaar begrijpen en oog houden voor de verschillen.”
“Ik ben er voorstander van dat alle mensen met een auditieve beperking gebarentaal leren”, zegt ze. "Als je doof geboren wordt is gebarentaal je moedertaal. Er zijn zoveel situaties waarin kinderen met een CI niet als horend beschouwd kunnen worden. En het is af en toe heerlijk om het CI uit te kunnen doen. Als je je kind naar bed brengt is het CI uit. Op de bedrand worden de zorgen van een kind gedeeld.”
‘School in school’
Dove kinderen zouden volgens haar ook niet als enige in een klas vol horende kinderen moeten zitten. “Wij noemen dat thuis alleenzaam. Een leerling die NGT gebruikt is dan echt afhankelijk van de tolk. Je wilt ook wel eens geheimen delen met leeftijdsgenoten, zonder de tolk. Dove en slechthorende leerlingen zouden minimaal drie of vier anderen om zich heen moeten hebben met wie zij kunnen communiceren.”
Ze is ook absoluut geen voorstander van het plaatsen van dove kinderen in een klas vol kinderen met TOS. “Dan zou ik nog eerder kijken hoe dove kinderen beter in het regulier kunnen passen. Dove en slechthorende leerlingen hebben ook onderwijs in cultuur en identiteit nodig, dat moet extra aangeboden worden. Zoals op de Kleine Dichter school in Utrecht, daar is een NGT docent - een specialist - en heeft het team veel kennis. Het zou fijn zijn als er meer van dit soort plekken voor dove en slechthorende leerlingen komen.”
“We zijn al jaren bezig met het ‘school in school’ concept: een groepje van minimaal vijf dove leerlingen in een reguliere klas. Maar het komt niet van de grond. Ouders kiezen vaak toch voor de school in de buurt. Daarnaast is er een groot tekort aan gebarentaalvaardige leraren.”
Wat wil ze nog kwijt? “We moeten meer in gesprek met doven en slechthorenden, en niet denken dat we het beter weten. Er wordt veel gesproken over doven maar te weinig met doven. Het klinkt als een open deur, maar het gebeurt te weinig.”