Van Osch benadrukt een paar keer het belang van goede communicatie tussen ouders en zorgverleners. Ondanks haar positieve ervaringen kan het beter. Op de vraag hoe, denkt ze even na en zegt dan: “We moeten nog gelijkwaardiger met elkaar in gesprek. Nog beter bespreken wat ieders behoefte is, van het kind, van de ouders, van de zorgverleners, en wat er moet gebeuren om daaraan te voldoen. Blijf communiceren en vraag ouders of ze nieuwe inzichten of nieuwe vragen hebben. En bedenk dat zorg ook belastend kan zijn. Wij hebben wel gesprekken gevoerd en plannen opgesteld waarvan we achteraf dachten: dit was omdat jullie dit zo doen, niet omdat het ons of Eva op dit moment helpt.”
De zorg werkt volgens Van Osch nog te veel vanuit systemen, vastomlijnde plannen, de eigen instelling en bestaande praktijken en financieringsstromen. Ze refereert aan de moeizame samenwerking van school en de residentiële zorg. “Het leek wel of er een muur zat tussen twee verschillende systemen.” Ook noemt ze als voorbeeld de specifieke verpleegkundige zorg die haar dochter op een gegeven moment nodig had. De instelling waar Eva toen verbleef was daarmee niet bekend. “De reflex was om intern naar een oplossing te zoeken, in Groningen was ooit een protocol gemaakt. Het duurde even voor doordrong dat wij, de ouders, ook konden helpen. ”
Ondanks haar kritische opmerkingen is Van Osch positief over veel zorgverleners. “Ze zijn heel betrokken. Ik waardeer hun inzet en blijdschap wanneer een kind een stapje vooruit gaat. Dat heeft mij geleerd om anders naar Eva te kijken. Het gevaar van optimisme kan echter zijn dat je hierdoor minder oog hebt voor de zorgen van ouders. Voor mij is een goede hulpverlener iemand die ook de pijn benoemt.” De psychiater die ze beschrijft in haar boek noemt ze als voorbeeld. “Hij vergeleek Eva met zijn hond, om aan te geven dat haar cognitieve functies en zelfbewustzijn beperkt zijn, en daardoor het instinctieve en reflexmatige bovenkomt. Wat hij zei, klopte met wat ik voelde. Blijkbaar was dat niet zo idioot. Het was pijnlijk, maar verhelderend en gaf inzicht en ruimte om nieuwe stappen te maken. Professionals moeten niet te voorzichtig zijn. Ze zouden vaker moeten zeggen wat ze denken. Ouders kunnen meer aan dan je denkt.” Even kijkt Van Osch stil voor zich uit. “Is dat zo”, vraagt ze zich af. “Dat geldt voor mij, maar niet voor alle ouders.” Dan: “Iedereen is anders. Ook dat onderschrijft het belang van goede communicatie tussen ouders en zorgverleners.”
Brenda van Osch, Het onvoltooide kind. Op zoek naar de grenzen van pril leven, ISBN 978-94-600-3865-5