Logopedisten die met kinderen en jongeren werken, staan voor de overstap naar een nieuwe taaltest, de CELF-5-NL. De CELF-5-NL is – net als zijn voorganger de CELF-4-NL – een testinstrument waarmee de logopedist een taalontwikkelingsstoornis (TOS) kan diagnosticeren, behandeldoelen kan opstellen en de behandeling cijfermatig kan evalueren. In oktober 2020 is de CELF-5-NL positief beoordeeld door de COTAN. Wat zijn de belangrijkste veranderingen en waar moet je op letten als je deze vernieuwde testbatterij gaat gebruiken?
Bij veel subtests zijn in zowel de handleiding als op het antwoordformulier meer aanwijzingen en hulpmiddelen gegeven om de antwoorden van het kind te scoren. Dit is prettig, omdat de logopedist de mogelijkheid krijgt om sneller en nauwkeuriger te scoren. De normscores uit de CELF-4-NL heten in de CELF-5-NL ‘geschaalde scores’, maar worden op dezelfde manier gebruikt en geïnterpreteerd.
Nieuw is de groeiscore-equivalent. Deze score wordt berekend op basis van de ruwe score op een subtest. Met dit getal kan de logopedist per subtest verschillende testafnames van het kind met elkaar vergelijken. Deze groeiscore laat zien of een kind ten opzichte van zichzelf vooruitgang heeft geboekt. Het is niet mogelijk deze scores te berekenen voor (eerdere) afnames die met de CELF-4-NL zijn gedaan.
De subtestscores kunnen na een volledige afname worden samengevat in een Kernscore (KS) en vier Indexen. Tabel 2 toont een overzicht van de Kernscore en Indexen van de CELF-4-NL en de CELF-5-NL.
Doordat de verzameling subtests is gewijzigd, is ook de samenstelling van de Kernscore en alle Indexen gewijzigd, behalve de TVI voor de leeftijdscategorie vijf tot en met acht jaar. Dat heeft ook gevolgen voor de interpretatie van de scores. Tabel 3, 4 en 5 tonen de samenstelling van de Kernscore en Indexen per leeftijdscategorie.
Voor de leeftijdscategorie vijf tot en met acht jaar worden de vier Indexen nu nog maar op zeven subtestscores berekend, dat waren tien subtestscores in de CELF-4-NL. In de ETI en TII worden nu minder subtestscores geteld, namelijk drie. Die Indexen worden daardoor mogelijk meer beïnvloed door één zwakke of sterke score. De TVI wordt uit dezelfde subtests berekend als in de CELF-4-NL. De vier Indexen verschillen soms maar één subtest van elkaar (zie Tabel 3). De vier subtests die bijdragen aan de KS en de TVI zijn dezelfde. De KS is echter anders geschaald dan de TVI, waardoor de scores toch iets van elkaar kunnen verschillen. Opvallend is dat de subtest TB helemaal niet meer wordt meegeteld in de Indexen voor kinderen in de leeftijd van vijf tot en met acht jaar.
Voor de leeftijdscategorie van negen tot en met achttien jaar geldt dat de Taalvorm Index nu is vertaald als Taalgeheugen Index. Daarbij is de TGI anders samengesteld dan de voormalige TVI. Ook de samenstelling van de Kernscore en de andere Indexen is in vergelijking met de CELF-4-NL gewijzigd, waardoor ook hier de interpretatie van de scores anders is.
Voor de leeftijdscategorie dertien tot en met achttien jaar is de subtest AV erbij gekomen. Deze telt bij de Indexen alleen mee voor de TGI. Opvallend is dat de subtest DW wel afgenomen en gescoord kan worden, maar dat deze niet meer wordt meegeteld in de Indexen, bij de CELF-4-NL was dit wel het geval.
Voor de CELF-5-NL zijn zowel Nederlandse als Vlaamse normen beschikbaar. Deze normen zijn verzameld met het digitale format. Uit onderzoek van Pearson blijkt dat cliënten van vijf jaar en ouder op een vergelijkbare manier reageren op stimuli gepresenteerd op een iPad of op een opgavenboek.5
De auteurs van dit artikel hebben nog geen ervaring met de digitale afname van de CELF-5-NL. De logopedist heeft hiervoor een licentie nodig voor de online testbibliotheek Q-interactive van Pearson. Naast deze licentie zijn twee iPads nodig – één voor de logopedist en één voor de cliënt. Het is binnen één organisatie mogelijk om Q-interactive zo in te stellen dat collega’s elkaars dossiers kunnen inzien.
Bij een digitale test heeft de logopedist, net als bij een papieren afname, de mogelijkheid om eerder in te stappen in een subtest, een subtest eerder af te breken dan de afbreeknorm of om door te gaan met testen na de afbreeknorm. De logopedist kan kiezen of hij of zij de items direct of achteraf scoort.
Voor wie de papieren versie gebruikt, is er de keuze om de testscores handmatig of digitaal uit te rekenen. Voor digitaal scoren is een licentie voor Q-global nodig, een online scoringsplatform van Pearson. De logopedist voert hier de ruwe scores van de subtests in. De bijbehorende scores en de Kernscore en Indexen worden dan automatisch berekend.
De CELF-5-NL geeft een ander beeld van de taalontwikkeling van een kind dan de CELF-4-NL. Wat zijn de voordelen van de vernieuwde testbatterij voor het logopedisch handelen? Voor het in kaart brengen van de problematiek en voor het opstellen van doelen voor de logopedische behandeling is het een verbetering dat begrippenkennis (LC) apart beoordeeld wordt van de complexiteit en lengte van opdrachten (AV). Hierdoor kun je nu beter achterhalen waar het kind moeite mee heeft.
Daarnaast biedt de CELF-5-NL uitgebreidere analysemogelijkheden. Anders dan in de CELF-4-NL is nu voor alle subtests een analysetabel beschikbaar, waardoor de logopedist gemakkelijker een analyse op itemniveau kan doen. Deze tabellen kunnen ook gebruikt worden na een hertest, om de behandeling te evalueren.
De nieuwe groeiscore-equivalenten zijn een nuttige aanvulling, omdat daarmee de vooruitgang van het kind ten opzichte van zichzelf kan worden uitgedrukt. Deze scores zijn vergelijkbaar met de vaardigheidsscores die op veel toetsen in het onderwijs worden gebruikt. De groeiscore-equivalenten kunnen ook in het gesprek met ouders en andere betrokkenen worden ingezet om de vooruitgang te bespreken, ook als het kind de achterstand ten opzichte van leeftijdsgenoten (nog) niet heeft ingehaald. De subtest AV voor de leeftijd van dertien tot en met achttien jaar is ook een waardevolle aanvulling.
Een ander voordeel van de nieuwe CELF is het genormeerde pragmatiekprofiel (PP). Wel blijft een analyse van het PP op itemniveau nodig om inzichtelijk te maken op welke onderdelen van de pragmatiek het kind wel of niet vaardig is.
De nieuwe testbatterij heeft naast de genoemde voordelen ook nadelen. De CELF-5-NL levert geen gegevens meer over de actieve woordenschat, het uitleggen van semantische verbanden en relaties, de fonologische ontwikkeling en het werkgeheugen. Dit levert een aantal belangrijke veranderingen op waarmee rekening moeten worden gehouden bij het logopedisch handelen.
Ten eerste is de samenstelling van de Kernscore en Indexen gewijzigd. Het is belangrijk voor de logopedist en andere betrokkenen om zich hiervan bewust te zijn bij de interpretatie van de resultaten, met name omdat de benaming van de Kernscore en de meeste Indexen gelijk is gebleven. De scores van de CELF-5-NL zullen dus anders moeten worden geïnterpreteerd dan die van de CELF-4-NL. Daarbij zijn de verschillen in samenstelling van de Kernscore en Indexen kleiner geworden, soms dusdanig klein dat er vragen gesteld kunnen worden over de betekenis van de Kernscore en Indexen ten opzichte van elkaar.
Ten tweede kunnen de scores van eerdere afnames met de CELF-4-NL niet vergeleken worden met de resultaten van een afname met de CELF-5-NL. Ook dit is belangrijke informatie voor de logopedist en andere professionals die inzage hebben in de testgegevens van het kind, zoals ambulant begeleiders en intern begeleiders, maar ook de ouders.
In de derde plaats is het bij de CELF-5-NL, meer nog dan bij de CELF-4-NL, zinvol om aanvullende tests af te nemen om een duidelijker beeld van de taalontwikkeling van het kind te verkrijgen. De logopedist zal het in de meeste gevallen wenselijk vinden om gegevens over de passieve en actieve woordenschat te verkrijgen. Zolang de normen van de CELF-4-NL nog niet verouderd zijn en er nog geen vervangende test is voor de actieve woordenschat, kan de logopedist voor de leeftijden tot en met negen jaar nog terugvallen op de subtest AW. Terugvallen op de CELF-4-NL is ook mogelijk voor informatie over het fonologisch bewustzijn (FB), het werkgeheugen (CH en RO) en de vaardigheid om woorden op te roepen (WA en SB). De afname van de CELF-5-NL duurt, in vergelijking met de CELF-4-NL, minder lang, doordat deze uit minder subtests bestaat. De tijd die hiermee uitgespaard wordt kan gebruikt worden om aanvullende tests af te nemen.
Tot slot vermeldt de handleiding van de CELF-5-NL – in tegenstelling tot de oude handleiding – hoe de Kernscore en Indexen gebruikt kunnen worden voor diagnosestelling. De KS, RTI en ETI kunnen gebruikt worden om een TOS en de aard ervan vast te stellen. De TII en de TVI kunnen gebruikt worden om inzicht te krijgen in de sterke en zwakke punten van het kind. Hierbij moet opgemerkt worden dat de scores van één test niet voldoende zijn om de diagnose TOS vast te stellen of behandeldoelen te formuleren. Afname van de CELF-5-NL kan bijdragen aan het stellen van de juiste diagnose, maar meer informatie is nodig, zoals gegevens over de spontane taal en de communicatieve redzaamheid. De logopedist doet daarnaast een beroep op zijn of haar klinische blik (1)
Sommige logopedisten twijfelen mogelijk over wanneer zij zullen overstappen op de CELF-5-NL. Voor hen is het goed om te weten dat de normen van de CELF-4-NL vanaf 2025 verouderd zijn en vanaf 2030 niet meer bruikbaar zijn (2).
Logopedisten zullen ook moeten kiezen tussen de digitale en de papieren versie. Bij deze beslissing spelen factoren zoals het beleid van de praktijk of instelling, de praktische haalbaarheid, de kosten en de beleving en houding ten opzichte van digitaal testen mogelijk een rol. De aanschafkosten van een digitale versie van de CELF-5-NL zijn hoger dan de aanschafkosten van de papieren versie. Een voordeel van de aanschaf van de digitale versie is, naast de tijdswinst en de automatische analysemogelijkheden, dat een logopedist met de licentie voor Q-interactive direct toegang heeft tot alle tests die op dit platform (in de toekomst) worden uitgebracht.
Van de logopedisten die al bezig zijn om de CELF-5-NL te integreren in hun logopedisch handelen vraagt dit proces om een herziene blik ten aanzien van de interpretatie van de testscores en het informeren van ouders en alle betrokkenen die op basis van deze gegevens besluiten nemen. Logopedisten en klinisch linguïsten zouden de nieuwe test kunnen bespreken met collega’s, bij voorkeur aan de hand van een casus, om gezamenlijk te bepalen in hoeverre een nieuwe werkwijze nodig is.
De inhoud van dit artikel is onder andere gebaseerd op de “Doe het CELF! Roadshows” (oktober 2019), de informatie die Pearson verschaft op de webpagina over de CELF-5-NL, de informatie in de handleidingen bij de CELF-5-NL, en de eigen eerste ervaringen bij het afnemen van de papieren versie van de CELF-5-NL. Wil je meer weten? Lees dan verder op https://www.pearsonclinical.nl/celf-nl en https://www.pearsonclinical.nl/celf-5-nl-test-diagnose-evaluatie-taalproblemen of kijk de webinar die door Pearson beschikbaar gesteld is via https://vimeo.com/402086264/3c6946234c.
Het equivalentie-onderzoek (5) naar de CELF-5 kan worden gelezen via: https://www.pearsonclinical.nl/pub/media/productfile/t/e/technical_report_7_celf-5_final.pdf.
Aanvullende technische informatie voor gebruikers van de CELF-5-NL presenteert Pearson in het volgende rapport: https://www.pearsonclinical.nl/pub/media/productfile/2/0/2020-10_celf-5-nl_paper_aanvullende_technische_informatie_voor_gebruikers_v1.0.pdf.