Ga naar hoofdcontent Ga naar de hoofdnavigatie
Theo Laceulle overleden: 'Mijn hart ligt bij de SH-leerlingen'
Deel dit artikel

Theo Laceulle overleden: 'Mijn hart ligt bij de SH-leerlingen'

23 maart 2020 - Leestijd 5 - 10 minuten

Dinsdag 17 maart 2020 is Theo Laceulle (1946) overleden. Zijn werkzame leven draaide om slechthorende - en TOS-leerlingen. Hij was jarenlang bestuurder van de VeBOSS, de voorloper van Siméa. Op betrokken wijze wist hij werkvloer en beleidsmakers met elkaar te verbinden. Zijn grootste zorg was de kwaliteit van het SH-onderwijs. Een thema waar hij zich altijd hard voor heeft gemaakt. In 2009 interviewde VHZ hem bij zijn afscheid van de prof. van Gilseschool. Bij zijn overlijden publiceren we dit interview opnieuw.

page.header_image.alt

Licht hijgend en vriendelijk lachend stapt hij van de fiets. “Sorry, mijn trein had vertraging. Kom erin! Hang je jas op. Willen jullie wat drinken?” Gastvrij serveert Laceulle even later koffie in zijn woonkamer. Tussen kasten vol boeken en klassieke platen vertelt hij ondertussen honderduit. Ongeveer veertig jaar onderwijservaring levert de nodige verhalen op.

Van VeBOSS naar Siméa

“Eind jaren zeventig ontstonden er veel nieuwe scholen voor SH/ESM. Er was met name een sterke groei van het aantal ESM-leerlingen. Het was een boeiende tijd. Het team op de Van Gilseschool pakte alles op. Ook zaken die buiten je eigen functie lagen. We deden het met elkaar. Op zaterdagen organiseerden we met een aantal scholen landelijke ESM-studiedagen. Onze school was de eerste in de sector die in 1980, op verzoek van de NSDSK, aan de gang ging met TC (Totale Communicatie, red.).”

Enthousiast vertelt Laceulle het ene verhaal na het andere. “Praat ik niet teveel?”, verontschuldigt hij zich een paar keer. “Ik weet niet precies waarom het aantal leerlingen zo sterk steeg. Daarvoor zat een aantal van deze kinderen in het regulier en het vroegere BLO-onderwijs. Door betere hoorapparatuur kregen we ook steeds meer zwaar slechthorende leerlingen die vroeger in het dovenonderwijs zaten.”

Trots is Laceulle op de bijzondere leerstoel Taal- en Spraakstoornissen bij kinderen in Groningen (sinds 1999). “Deze is er gekomen vanwege de VeBOSS, samen met de VEDON de voorloper van Siméa, waar ik bestuurder was. Als bestuur hadden we destijds regelmatig contact met Sieneke Goorhuis-Brouwer die de leerstoel bezet. Voor onze sector is wetenschappelijk onderzoek heel belangrijk. Ook de definiëring van de indicatiecriteria voor ESM-leerlingen van de door de VeBOSS geïnitieerde commissie Verhoeven was van groot belang. Hadden we dat als VeBOSS-bestuur niet gedaan, dan zouden ESM-leerlingen mogelijk niet in ons cluster hebben gezeten. Ik hoop trouwens dat de samenwerking tussen Siméa en de leerstoel weer nieuw leven in wordt geblazen.”

wetenschappelijk onderzoek is voor de sector heel belangrijk

Moeiteloos somt de oud-bestuurder ontwikkelingen op waarbij hij betrokken was. “Thuisnabij onderwijs werd steeds belangrijker. De ambulante begeleiding werd op initiatief van het VeBOSS-bestuur op poten gezet om hieraan vorm te geven. De behoefte aan kennis, eigen leerlijnen en scholing van o.m. de ambulant begeleiders was groot. Binnen de VeBOSS functioneerden veel werkgroepen. In overleg met het Seminarium voor Orthopedagogiek en Fontys keken we naar de scholingsbehoefte. Ook hadden we als bestuur overleg met de directeuren van de doveninstituten. Het waren gescheiden werelden. Ik zie dit overleg als een soort voorbode van de totstandkoming van onze REC’s.”

Het bestuur van de VeBOSS ging in het verleden regelmatig op ’audiëntie’ bij rijksinspecteur Hol in Zeist. Laceulle: “Ik herinner me dat er nogal wat discussie was over de normering logopedie, volgens de motie Van Oijen/Smit-Kroes een uur per kind per week. Er werd een half uur vergoed. Wij zijn toen met het bestuur bij de heer Hol geweest om te pleiten voor meer akoepedie-tijd. Wij werden ontvangen in een klein kamertje. Met een dikke sigaar in zijn mond hoorde Hol ons verhaal aan. Op het ministerie regelde hij vervolgens 5 minuten extra tijd! Zo ging dat toentertijd”, vertelt Laceulle lachend.

SH-onderwijs en CI

Op 17 maart 2009 nam Theo Laceulle afscheid van de Van Gilseschool met een studiemiddag voor het team met als titel ‘Het belang van het behoud van expertise in het SH-onderwijs’. Deze titel verwoordt de zorg die al langer bij hem leeft. “Ik wilde een statement maken. Door verschillende ontwikkelingen loopt het SH-onderwijs gevaar. Passend onderwijs en betere apparatuur, waaronder CI, zijn enkele voorbeelden die er de oorzaak van zijn dat het aantal aanmeldingen terugloopt. “Begrijp me goed”, benadrukt hij, “ik ben zeker een voorstander van slechthorende leerlingen in het regulier onderwijs, maar sommigen zijn, vooral in de jonge basisschoolleeftijd, beter af in het SO. Er moeten dan echter wel voldoende kinderen aangemeld worden, zodat we de expertise die nodig is om deze kinderen goed te begeleiden kunnen vasthouden en borgen voor de toekomst. Nu is het zo dat er een gat dreigt te ontstaan tussen het onderwijs voor doven en het basisonderwijs. In een continuüm van zorg hoort het SH-onderwijs thuis.”

Ik pleit voor een soort glijdende schaal waarbij per kind wordt bekeken waar hij of zij het beste past

Wat vraagt het onderwijs aan slechthorende leerlingen van leerkrachten? “Natuurlijk moeten ze een audiogram goed kunnen lezen en interpreteren, maar belangrijker is nog dat je je er als leerkracht van bewust bent dat je met slechthorende kinderen werkt. Ze missen namelijk veel. Je moet hier voortdurend aandacht voor hebben. De mate van slechthorendheid verklaart voor een belangrijk deel hun gedrag en de wijze waarop ze kennis opdoen. We hebben in Haarlem dan ook nog steeds een aparte SH-afdeling.”

Laceulle schetst een aantal oplossingen. “Allereerst vind ik dat veel CI-leerlingen beter op hun plaats zijn in het SH-onderwijs. Velen functioneren namelijk als slechthorend en niet als doof. Toch blijven ze in het dovenonderwijs, niet omdat dit per se beter voor ze is of omdat dit aansluit bij hun identiteit, maar misschien wel omdat je voor dove leerlingen meer geld krijgt van de overheid. Ik pleit voor een soort glijdende schaal waarbij per kind wordt bekeken waar hij of zij het beste past en waarbij dan een passende bekostiging komt.”

Daarnaast pleit Laceulle voor het bundelen van kennis. “In de ’REC’s zijn er verschillende steunpunten voor autisme. Er zouden SH-kenniscentra moeten komen. Dit kan op REC-niveau, maar ook landelijk.”

*noot van de redactie: onder ESM (Ernstige Spraakmoeilijkheden) vielen voorheen de  huidige TOS-leerlingen

Theo Laceulle (1946) was logo-akoepedist en het grootste deel van zijn werkzame leven verbonden geweest aan de Professor van Gilseschool in Haarlem. Naast het werk op zijn school heeft hij veel gedaan voor de sector. Van 1974 tot 1985 doceerde hij op de opleiding Logopedie in Amsterdam. Van 1979 tot 2000 was hij lid van het VeBOSS-bestuur, waarvan de laatste zeven jaar als voorzitter. Ook was hij vier jaar lid van de redactie van Van Horen Zeggen. 20 jaar lang was hij als lid van de conferentiecommissie medeverantwoordelijk voor de VeBOSS-studieconferenties. Laceulle was tevens als trajectbegeleider verbonden aan de Alexander Roozendaalschool in Amsterdam. Een van de grootste hobby’s van Theo Laceulle was klassieke muziek. Hij zong in het Toonkunstkoor Amsterdam en zette zich in voor het Nederlands Muziekinstrumentenfonds.