Het persbericht van de Nationale Hoorstichting op 10 april 2015 heeft direct de aandacht getrokken. Het was zelfs de opening van het achtuurjournaal van de NOS. Uiteraard is de aandacht voor gehoorverlies door te hard (muziek)geluid bij jongeren van groot belang, maar het leidde ook meteen tot vragen bij o.a. de Nederlandse klinisch fysici-audiologen of de aantallen inderdaad wel zo groot zijn. De audiologen ondersteunen de oproep voor een actieplan gericht op het voorkomen van gehoorschade door te hard (muziek)geluid. Zij willen ook duidelijk maken dat er kanttekeningen zijn te plaatsen bij de berichtgeving van de Hoorstichting.
Het rapport van het AMC en de toelichting laat namelijk niet zien dat 25% van alle Nederlandse jongeren slecht hoort, maar wel dat uit de internettesten blijkt dat een grote groep van jongeren problemen heeft met spraakverstaan in lawaai. Dit neemt niet weg dat aandacht voor gehoorschade door te hard (muziek)geluid noodzakelijk blijft. Gehoorschade heeft immers een leven lang impact op het welzijn en functioneren.
Kanttekeningen op basis van het rapport van het AMC
De onderzoekers van het AMC geven in het Rapport Online Hoortesten 2010-2014 zelf aan dat niet bekend is of de deelnemers aan het onderzoek representatief zijn voor de Nederlandse jeugd. Dit betekent vanuit wetenschappelijk oogpunt dat de resultaten niet noodzakelijk gelden voor álle Nederlandse jongeren. Er zijn weliswaar meer dan driehonderdduizend hoortesten onderzocht, maar er is geen sprake van een statistisch representatieve steekproef voor Nederland.
Het staat wetenschappelijk onomstotelijk vast dat de kans op gehoorschade als gevolg van te hard (muziek)geluid afhankelijk is van de hoogte van de geluidsbelasting en de duur.
Bijlage 3 van het AMC-rapport laat echter zien dat de gemiddelde score op de online hoortesten in de periode van 12-25 jaar beter wordt. In het rapport wordt terecht als mogelijke verklaring gegeven dat het gehoor van jongeren nog in ontwikkeling is. Dit betekent dat jongeren, naarmate zij ouder worden, beter gaan scoren op de online hoortesten. Een gelijke bevinding is ook opgenomen in het RIVM-rapport dat in 2013 is opgesteld op verzoek van de Staatssecretaris van VWS. In dat rapport wordt verwezen naar een onderzoek waaruit blijkt dat het grootste deel van de gehoorafwijkingen die op 11- en 14-jarige leeftijd werden geconstateerd, niet meer werden gevonden op 18-jarige leeftijd.
Dit betekent dat niet is uit te sluiten dat de uitkomsten van de online hoortest beïnvloed zijn door het zich nog ontwikkelende gehoor van de jongeren. In afwachting van nader onderzoek is het dus gewenst om enige terughoudendheid te betrachten bij het doen van uitspraken over de jongere deelnemers. Dit wordt ondersteund door de publicatie van Carter die in 2014 in het wetenschappelijk tijdschrift Ear & Hearing (Vol. 35, pp. 491-505) een review geeft van 265 wetenschappelijke artikelen. Carter concludeert dat er op dit moment nog onvoldoende wetenschappelijk bewijs is voor uitspraken over alle jongeren.